Rechtspraak
Rechtbank Midden-Nederland (Locatie Lelystad), 6 december 2024
ECLI:NL:RBMNE:2024:6643
Feiten
Werkneemster is sinds 2000 in dienst bij werkgeefster in de functie van allround productiemedewerkster. Werkgeefster houdt zich bezig met de productie en verkoop van zoute snacks. Op 29 mei 2024 heeft het UWV werkgeefster toestemming gegeven om de arbeidsovereenkomst met werkneemster vanwege bedrijfseconomische redenen op te zeggen. Ook is er volgens het UWV geen mogelijkheid om werkneemster te herplaatsen. Werkgeefster heeft de arbeidsovereenkomst in de brief van 31 mei 2024 opgezegd per 1 september 2024. Werkneemster verzoekt primair het ontslag nietig te verklaren en subsidiair om betaling van de transitievergoeding en een billijke vergoeding. Verder verzoekt werkneemster doorbetaling van haar loon en betaling van de proceskosten.
Oordeel
De kantonrechter oordeelt als volgt.
Ter zitting
De kantonrechter heeft op de zitting aan de orde gesteld dat artikel 7:682 lid 1 onder a BW slechts de mogelijkheid biedt tot herstel van de arbeidsovereenkomst en niet tot nietigverklaring van het ontslag, zoals werkneemster heeft verzocht. De gemachtigde van werkneemster heeft daarop verduidelijkt dat het gaat om de beoordeling van de rechtmatigheid van het ontslag en dat hij bedoelt om tot herstel van de arbeidsovereenkomst te komen. Hij heeft ter zitting zijn verzoek tot nietigverklaring van het ontslag echter herhaald en zijn verzoek niet gewijzigd. Ook is er geen bedrag gekoppeld aan de subsidiair verzochte billijke vergoeding, noch in het petitum, noch in het lichaam van het verzoekschrift.
Het is niet aan de kantonrechter om de omvang van de billijke vergoeding zonder enig houvast te bedenken en vast te stellen. De kantonrechter wijst dit deel van het verzoek dan ook om die reden af. Uit het voorgaande volgt dat de kantonrechter niet tot een inhoudelijk oordeel over de opzeggingsgrond komt, wegens de onkunde van de gemachtigde van werkneemster. Zelfs als de kantonrechter tot een beoordeling zou komen, overweegt hij ten overvloede het volgende.
Verval van functie
Verzoekster stelt dat haar functie niet overbodig is geworden, omdat de werkzaamheden op de productielijnen waar zij eerder werkte, nog steeds worden uitgevoerd, namelijk door uitzendkrachten. Volgens haar moet het werk op basis van de wederindiensttredingsvoorwaarde van het UWV aan haar worden aangeboden. Verweerster stelt dat het werk afhankelijk is van de vraag van klanten en dat er alleen bij hoge werkdruk handmatige verpakkingswerkzaamheden plaatsvinden. De werkzaamheden zijn zo beperkt en onregelmatig dat er geen vast personeel voor ingezet kan worden, daarom maakt verweerster gebruik van uitzendkrachten. Bovendien wordt het handmatige werk in 2025 geautomatiseerd, waardoor de uitzendkrachten overbodig zullen zijn. De kantonrechter oordeelt dat verzoekster onvoldoende heeft aangetoond dat haar functie niet is vervallen. Verweerster heeft de situatie goed onderbouwd, terwijl verzoekster hier onvoldoende tegen in is gegaan. Het is begrijpelijk dat in zulke wisselende omstandigheden geen vast personeel, zoals verzoekster, kan worden ingezet.
Herplaatsing
Verzoekster stelt dat zij in het verleden als operator heeft gewerkt en na het volgen van een taalcursus herplaatst kan worden. Verweerster betwist dit, omdat werkneemsters kennis van de Nederlandse taal daarvoor onvoldoende is. Daarnaast heeft zij niet het vereiste mbo 3/4-niveau.
De kantonrechter oordeelt dat verzoekster onvoldoende heeft aangetoond dat zij geschikt is voor de functie van operator. Er is geen bewijs dat zij zelfstandig als operator heeft gewerkt of de ambitie had door te groeien. Het opleiden van Poolse medewerkers betekent niet dat verzoekster ook geschikt is voor de functie. Daarom wordt herplaatsing niet mogelijk geacht en wordt het verzoek om herstel of een billijke vergoeding afgewezen.