Rechtspraak
Rechtbank Limburg (Locatie Maastricht), 29 november 2024
ECLI:NL:RBLIM:2024:9158
Feiten
Werknemer is sinds 1 mei 2019 in dienst bij Everris International B.V. (hierna: Everris) tegen een brutomaandloon van € 2.969,74 exclusief vakantietoeslag en overige emolumenten. Op 25 juni 2024 was werknemer werkzaam in de ochtendploeg. In de loop van de ochtend zat een toegangsdeur dicht tussen productiehal 4 en het kantoorgebouw. Hiervoor had Everris al de technische dienst ingeschakeld, maar werknemer heeft deze deur met zijn voet geopend. Hij heeft deze gang van zaken aan zijn direct leidinggevende gemeld en is na het einde van zijn dienst (omstreeks 14:00 uur) naar huis gegaan. Op 26 juni 2024 is werknemer aan het werk gegaan, maar vervolgens ziek naar huis gegaan. Op 1 juli 2024 heeft er een gesprek plaatsgevonden tussen Everris en werknemer en is hij wegens het opzettelijk beschadigen van een eigendom van het bedrijf op staande voet ontslagen. Werknemer verzoekt onder meer (a) een verklaring voor recht dat Everris door het geven van een ontslag op staande voet ernstig verwijtbaar heeft gehandeld en (b) de transitievergoeding, de gefixeerde schadevergoeding en een billijke vergoeding van € 243.573,80. Everris voert verweer en stelt dat het verzoek moet worden afgewezen. Everris dient een tegenverzoek in tot betaling van de studiekosten van € 875.
Oordeel
Werknemer berust in de beëindiging van het dienstverband. De kantonrechter acht het ontslag op staande voet rechtsgeldig gegeven. Ten aanzien van de opzegging is de kantonrechter van oordeel dat deze onverwijld is gegeven. Op 26 juni en 27 juni 2024 heeft Everris collega’s naar het incident gevraagd, waarbij duidelijk werd dat werknemer tegen de deur had getrapt, waarna hij open is gegaan. Naar aanleiding van deze berichten heeft Everris op 27 juni 2024 telefonisch contact gezocht met werknemer, maar toen dat niet mogelijk was, heeft zij hem per brief uitgenodigd om het voorval te bespreken. Dit gesprek is ingepland voor maandag 1 juli 2024. In verband met de vakantie van de manager kon dit gesprek niet eerder plaatsvinden. Bovendien was werknemer nog steeds ziek. Op 1 juli is het voorval besproken, waarna Everris werknemer vrijwel direct heeft medegedeeld dat hij op staande voet is ontslagen, gevolgd door de schriftelijke mededeling hiervan op 1 juli 2024. Everris heeft als dringende reden voor het ontslag op staande voet aangevoerd dat werknemer opzettelijk de deur van Everris heeft beschadigd door deze in te trappen. De kantonrechter gaat er op basis van verklaringen van uit dat werknemer de deur met kracht – en daarmee met opzet – heeft opengetrapt. Daarmee heeft werknemer Everris een dringende reden gegeven voor het ontslag op staande voet. Dit betekent dat de door werknemer verzochte verklaring voor recht en vergoedingen worden afgewezen.