Rechtspraak
Rechtbank Midden-Nederland (Locatie Utrecht), 13 december 2024
ECLI:NL:RBMNE:2024:6799
Feiten
Werknemers waren tot 1 september 2024 werkzaam bij de horecagelegenheid van werkgeefster. Werknemer 1 werkte als souschef 40 uur per week en verdiende laatstelijk € 2.597 bruto per maand, exclusief vakantietoeslag. Werkneemster 2 werkte 32 uur in de week als keukenmedewerkster en verdiende laatstelijk € 1.748,10 bruto per maand, exclusief vakantietoeslag. Op de arbeidsovereenkomsten is de cao Horeca van toepassing. Werknemers vorderen in dit kort geding betaling van de overuren die zij gedurende hun dienstverband hebben opgebouwd, te vermeerderen met de wettelijke verhoging en wettelijke rente.
Oordeel
De kantonrechter oordeelt als volgt. Het urenregistratiesysteem 'Booq' kwalificeert als een objectief, betrouwbaar en toegankelijk systeem dat werkgevers verplicht zijn op te zetten voor het registreren van arbeidstijden. Werkgeefster gebruikt dit systeem voor de verloning van flexibele medewerkers, maar ook de uren van vaste werknemers zoals werknemers 1 en 2 worden hierin geregistreerd. Het systeem houdt op basis van invoer bij hoeveel uren zijn gewerkt en toont maandelijks een overurensaldo. De uren worden ingevoerd door leidinggevenden en geaccordeerd door een vennoot, waardoor de registratie vermoedelijk juist is.
Hoewel werkgeefster stelt dat de registratie in 'Booq' onbetrouwbaar is vanwege onvoldoende controle, wordt dit argument door de kantonrechter verworpen. Het is niet aannemelijk gemaakt dat de geregistreerde overuren buiten opdracht zijn gewerkt. Uit verklaringen blijkt dat werknemers regelmatig eerder begonnen op verzoek van de chef-kok vanwege drukte, wat niet altijd in het rooster werd aangepast. Dit leidt ertoe dat afwijkingen tussen het rooster en 'Booq' niet automatisch betekenen dat de uren foutief zijn geregistreerd.
Werkgeefster had moeten toezien op tijdige opname van overuren via tijd-voor-tijd, zoals de cao voorschrijft. Dit blijkt niet te zijn gebeurd. Het ontbreken van controle op het systeem en het niet voldoen aan cao-afspraken komt derhalve voor rekening en risico van werkgeefster. De geregistreerde overuren moeten daarom worden uitbetaald.
Het beroep van werkgeefster op schending van de klachtplicht wordt afgewezen, omdat de uren in het systeem geregistreerd bleven en werknemers ervan uit mochten gaan dat deze bij einde dienstverband zouden worden uitbetaald. Ook het verweer dat werknemer 1 afstand zou hebben gedaan van zijn recht op uitbetaling wordt niet geloofd, omdat hierover geen duidelijke afspraken zijn gemaakt. Werkgeefster moet daarom € 2.946,78 bruto betalen aan werknemer 1 en € 1.693,86 bruto aan werkneemster 2 voor de overuren, alsmede de wettelijke rente en verhoging. Ook moeten de buitengerechtelijke incassokosten worden vergoed, waarbij de bedragen zijn gematigd volgens het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. Het niet betalen van de verschuldigde bedragen leidt tot vertragingsrente, die eveneens door werkgeefster moet worden voldaan.