Naar boven ↑

Rechtspraak

de Ondernemingsraad van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen/Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen
Gerechtshof Amsterdam (Locatie Amsterdam), 14 november 2024
ECLI:NL:GHAMS:2024:3423
KNAW kon niet in redelijkheid komen tot het besluit tot geleidelijke uitfasering van het wetenschappelijk onderzoek met non-humane primaten. KNAW heeft niet aan haar motiveringsplicht ex artikel 25 lid 3 WOR voldaan omdat zij niet alle kenbare bij haar organisatie betrokken gerechtvaardigde belangen tegen elkaar heeft afgewogen.

Feiten
Een van de door de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen (hierna: KNAW) beheerde instituten is het Nederlands Instituut voor Neurowetenschappen (hierna: het Herseninstituut of NIN), waar fundamenteel toegepast onderzoek wordt gedaan naar het visuele systeem en een prothese voor blindheid. Onderdeel daarvan is het doen van dierproeven met non-humane primaten (hierna: NHP), waarvoor binnen de KNAW een kolonie van zeventien resusapen wordt gehouden. Op 1 mei 2024 heeft de ondernemingsraad van de KNAW (hierna: de OR) een verzoekschrift ingediend bij de Ondernemingskamer ten aanzien van een op 2 april 2024 genomen besluit tot geleidelijke uitfasering van het wetenschappelijk onderzoek met NHP's binnen de KNAW-instituten, in casu het Herseninstituut, en tot een volledige stopzetting van het onderzoek uiterlijk op 1 oktober 2032 (hierna ook: het besluit). Daaraan is het volgende voorafgegaan. Op 14 april 2009 heeft KNAW een verzoek om uitbreiding van de apenkolonie van zeventien naar 34 dieren afgewezen en laten weten dat de KNAW zich voortaan strikt zal houden aan een beleid van geen verdere uitbreiding van het wetenschappelijk onderzoek met NHP's. In april 2014 heeft een door de KNAW ingestelde commissie gerapporteerd over nut en noodzaak van het gebruik van NHP's als proefdier. De commissie onderschrijft dat experimenten met NHP's alleen zijn toegestaan als er overtuigende en dwingende redenen zijn vanuit wetenschappelijk of maatschappelijk belang en alternatieven niet voorhanden zijn. In 2016 en in juli 2018 heeft de Tweede Kamer twee moties aangenomen die zien op de afbouw van proeven op NHP's. Op 17 januari 2017 is bovendien een rapport van het Rathenau Instituut op verzoek van de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) verschenen dat mogelijke alternatieven en scenario’s in kaart heeft gebracht. De conclusie van het rapport is dat het geheel of gedeeltelijk stoppen van onderzoek met apen uiteindelijk een politieke keuze is. Daarna heeft de minister de commissie-Bijker ingesteld die verder onderzoek ging doen naar deze kwestie. In juni 2019 heeft een door KNAW ingestelde commissie ook een rapport uitgebracht waarin de mogelijkheden in kaart zijn gebracht voor proefdiervrije innovaties. Vervolgens heeft de KNAW een voorlopig besluit tot uitfasering genomen. In dat kader heeft zij de OR gevraagd advies uit te brengen. Aan het voorgenomen besluit heeft de KNAW onder meer ten grondslag gelegd dat er in toenemende mate een roep vanuit politiek en maatschappij klinkt om wetenschappelijk onderzoek met NHP's om ethische reden zo veel mogelijk te beperken, wat ook terug te lezen valt in de bovengenoemde verschillende adviezen. Bovendien zouden andere academische instellingen deze keuze al hebben gemaakt. Op 15 februari 2024 heeft de OR negatief geadviseerd. Hierbij heeft de OR de KNAW verzocht het onderzoek van OCW af te wachten en alternatieven te onderzoeken. Daarnaast wijst de OR op de noodzaak van het onderzoek en vraagt zij aandacht voor de kritische geluiden van experts als het gaat om het stopzetten van dit onderzoek. Op 2 april 2024 heeft het bestuur van de KNAW het advies van de OR niet gevolgd en een definitief besluit genomen. In onderhavige procedure verzoekt de OR de Ondernemingskamer te oordelen dat de KNAW niet in redelijkheid tot het besluit had kunnen komen en de KNAW daarom te gebieden het besluit in te trekken.

Oordeel
De Ondernemingskamer oordeelt als volgt. De KNAW heeft niet aan de in artikel 25 lid 3 WOR omschreven motiveringsplicht voldaan. Niet is in geschil dat er aanzienlijke ethische bezwaren kleven aan het doen van onderzoek met NHP's en evenmin is in geschil dat de wens om tot een beperking van dergelijk onderzoek te komen maatschappelijk breed wordt gedragen. Daar staat echter tegenover dat onomstreden is dat het onderzoek dat door het Herseninstituut wordt gedaan van groot wetenschappelijk belang is en dat het mogelijk zicht biedt op een aanzienlijke verbetering van de levenskwaliteit van een groot aantal mensen met een hersenaandoening. Tegen die achtergrond vergt het besluit om op termijn te komen tot een beëindiging van het onderzoek binnen de KNAW-organisatie met NHP's dat niet noodzakelijk is voor de bestrijding van levensbedreigende ziekten en uitbraken van infectieziekten die de volksgezondheid bedreigen, een concrete afweging van de daarbij betrokken gerechtvaardigde belangen en kan niet worden volstaan met de constatering dat het niet wenselijk is dat dergelijk onderzoek wordt voortgezet. Van de KNAW mag worden verwacht dat zij in het licht van het advies van de OR concreet maakt welke specifieke belangen van de KNAW en haar organisatie ertoe nopen dat het onderzoek met NHP's dat niet aan de voormelde uitzondering voldoet, wordt beëindigd. Vervolgens had zij dit kunnen afwegen tegen de belangen die de OR heeft aangekaart, waaronder het maatschappelijk belang van het behoud van excellent wetenschappelijk onderzoek en de belangen van patiënten met een hersenaandoening. Dat heeft de KNAW niet gedaan. De verzoeken van de OR worden toegewezen. Wel merkt de Ondernemingskamer nog op dat hiermee geen inhoudelijk oordeel wordt gegeven over de vraag of het onderzoek met NHP's binnen de KNAW-organisatie dat niet noodzakelijk is voor de bestrijding van levensbedreigende ziekten en uitbraken van infectieziekten die de volksgezondheid bedreigen, op termijn moet worden beëindigd. Het is uiteindelijk aan de KNAW om daarover, met inachtneming van alle kenbare bij haar organisatie betrokken gerechtvaardigde belangen, alsnog een besluit te nemen.