Rechtspraak
Rechtbank Midden-Nederland (Locatie Utrecht), 18 december 2024
ECLI:NL:RBMNE:2024:7236
Feiten
Werknemer is op 3 juni 2024 in dienst getreden bij werkgeefster in de functie van assistent-supermarktmanager. In de huisregels, die op de arbeidsovereenkomst van toepassing zijn, staat dat werkgeefster een zerotolerancebeleid voert ten aanzien van het opeten of meenemen van een (afgeschreven) product zonder te betalen. Werkgeefster heeft initiatieven tegen voedselverspilling, waaronder het 'verspil mij niet-concept' (VMN). Met VMN biedt werkgeefster producten aan op de laatste dag van de houdbaarheid voor slechts 25 of 50 cent. In augustus 2024 bleek na onderzoek dat werknemer betrokken was bij onregelmatige transacties van VMN-producten. Werknemer erkende dat hij de aankopen had gedaan. De kwestie is afgedaan met een mondelinge waarschuwing. Bij een volgende controle in augustus 2024 kwamen opnieuw onregelmatigheden naar voren. Het ging hierbij om een transactie die was gedaan op 6 augustus 2024, waarbij er vijf VMN-producten waren gekocht in één transactie. Op camerabeelden is te zien dat werknemer in zijn eigen kleding naar de winkel van werkgeefster kwam, met een winkelmandje door de winkel liep en bij de koelcel van de bakkerij producten uit de koeling haalde. Het ging om drie pakken garnalen en twee pakken met ijs. Werknemer is vervolgens naar het kantoor gelopen, heeft de dubbele opzetkluis geopend en daaruit kortingsstickers gehaald voor VMN-producten. Werknemer heeft de stickers op de producten geplakt en de producten vervolgens afgerekend bij de kassamedewerker. Werknemer is op 14 augustus 2024 op staande voet ontslagen. Hij verzoekt in deze procedure vernietiging van het ontslag.
Oordeel
De kantonrechter oordeelt als volgt. Werknemer erkent dat hij heeft gehandeld zoals hierboven beschreven, maar hij voert hierbij aan dat hij hiervoor toestemming zou hebben gehad. Ter onderbouwing van zijn stelling heeft werknemer WhatsAppgesprekken overgelegd, maar daaruit kan geen toestemming voor het gedrag op 6 augustus 2024 worden afgeleid. Dat werknemer toestemming zou hebben gehad om in privétijd kortingsstickers te plakken op producten die niet afgeschreven waren en daarom überhaupt niet voor korting in aanmerking kwamen, is niet gebleken. Naar het oordeel van de kantonrechter moet het voor werknemer duidelijk zijn geweest dat zijn gedrag in strijd was met wat van hem als assistent-supermarktmanager in een voorbeeldfunctie mocht worden verwacht. Waar dit gedrag op neerkomt, is namelijk dat werknemer meende dat het hem vrij stond naar eigen inzicht en buiten werktijd met de producten van werkgeefster om te gaan als waren die zijn eigendom, met als gevolg dat hij die producten voor een veel lager bedrag kon kopen dan de klanten van werkgeefster. Dat staat haaks op het bedrijfsbeleid zoals hem dit is uitgelegd en is ook algemener bezien niet de wijze waarop een werknemer, laat staan een leidinggevende in een voorbeeldfunctie, hoort te handelen. De conclusie is dan ook dat er sprake is van een dringende reden voor ontslag op staande voet. Werknemer heeft geen persoonlijke omstandigheden gesteld die tot een andere conclusie zouden kunnen leiden. Werkgeefster heeft een gerechtvaardigd belang bij een strikte handhaving van haar bedrijfsregels. Zij heeft te maken met een verhoogd risico op het wegnemen van geld en zaken door haar eigen personeel. Wanneer werkgeefster hiertegen niet hard zou optreden, zijn de gevolgen groot. Ook aan de vereisten van onverwijldheid is voldaan. Het ontslag is dan ook rechtsgeldig gegeven. Afwijzing van de verzoeken van werknemer volgt. Werknemer wordt veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 2.810,06 aan gefixeerde schadevergoeding.