Rechtspraak
Rechtbank Midden-Nederland (Locatie Utrecht), 9 september 2024
ECLI:NL:RBMNE:2024:7359
Feiten
Werknemer is op 8 maart 1993 in dienst getreden bij werkgever. Zijn huidige functie is bedrijfsleider. In 2023 heeft werkgever een extern onderzoeksbureau een onderzoek laten uitvoeren naar de veiligheid op de werkvloer van de vestiging waar werknemer bedrijfsleider is vanwege meldingen over grensoverschrijdend gedrag. De conclusie van het onderzoek is dat werknemer en zijn partner, de andere leidinggevende van de vestiging, grensoverschrijdend gedrag vertonen. Werknemer heeft zich in mei 2023 ziek gemeld. Werkgever heeft werknemer op basis van de conclusies van het onderzoeksrapport geschorst. Werknemer heeft geprotesteerd tegen de schorsing en een contraexpertise ten aanzien van de bevindingen van het rapport gestuurd. De onderzoeker zag hierin geen aanleiding de onderzoeksbevindingen aan te passen. Eiser vordert in het onderhavige kort geding wedertewerkstelling.
Oordeel
De kantonrechter oordeelt als volgt. Werknemer heeft onvoldoende spoedeisend belang bij de vordering. Werkgever heeft werknemer ruim een jaar geleden al geschorst en ook het onderzoeksrapport ligt er al ruim een jaar. Werknemer is inmiddels weer in staat om de re-integreren. De resterende duur van de arbeidsovereenkomst is minder dan vier maanden vanwege de aanstaande pensionering van werknemer. Re-integratie is gelet op de situatie tussen partijen alleen mogelijk als partijen met elkaar in gesprek gaan, wat gelet op op het gebrek aan vertrouwen over en weer lastig is. De relatief korte periode waarin re-integratie en/of wedertewerkstelling in het kader van een voorlopige voorziening tot wedertewerkstelling aan de orde zou zijn, weegt niet op tegen het belang van werkgever om in die korte periode te voorkomen dat er onrust ontstaat in het bedrijf. Werknemer wordt in de proceskosten veroordeeld.