Rechtspraak
Rechtbank Rotterdam (Locatie Rotterdam), 17 januari 2025
ECLI:NL:RBROT:2025:466
Feiten
Werkneemster is op 16 oktober 2023 in dienst getreden bij Go Sharing B.V. (hierna: Go) in de functie van 'mechanics' op basis van een arbeidsovereenkomst van zeven maanden. Op 11 januari 2024 is werkneemster in de uitoefening van haar werkzaamheden gevallen van de in het magazijn aanwezige ladder, die was geplaatst tussen de werkvloer en een zich op 2,8 meter hoogte bevindend plateau. Werkneemster heeft letsel opgelopen. Werkneemster verzoekt een verklaring voor recht dat Go op grond van artikel 7:658 BW aansprakelijk is voor de schade die zij heeft geleden en nog zal leiden, verzoekt de kantonrechter te bepalen dat Go de gegevens van haar verzekeraar aan werkneemster verstrekt en Go te veroordelen tot betaling van de door haar gemaakte kosten en € 6.000 aan smartengeld.
Oordeel
De kantonrechter oordeelt als volgt. Werkneemster heeft haar verzoek gebaseerd op de Wet deelgeschilprocedure voor letsel- en overlijdensschade. Naar het oordeel van de kantonrechter kunnen de door werkneemster verzochte beslissingen voldoende bijdragen aan de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst en lenen die zich voor behandeling als deelgeschil. Het gaat hier om de vraag of Go aansprakelijk is voor de schade die werkneemster stelt te hebben geleden en nog zal lijden. Niet in geschil is dat werkneemster in de uitoefening van haar werkzaamheden schade heeft geleden doordat zij van een ladder is gevallen. Volgens werkneemster was de ladder zie zij gebruikte versleten en niet voorzien van slippreventie of een andere maatregel om wegglijden te voorkomen. Werkneemster voert aan dat de ladder die op een door Go ingebrachte foto is te zien niet de ladder is waarvan zij af is gevallen. Die ladder zou na het ongeval door Go zijn vervangen. Werkneemster voert aan nooit veiligheidsinstructies te hebben gehad. Go voert aan wel veiligheidsinstructies te hebben gegeven en dat het halen van spullen van het plateau door werkneemster niet nodig was omdat daar een heftruck voor beschikbaar was die werd bediend door daartoe bevoegde werknemers. Vanwege de uiteenlopende standpunten van partijen ter zake heeft de kantonrechter bepaald dat beide partijen aanvullende stukken in het geding mogen brengen. Go heeft enkele verklaringen van werknemers ingebracht die aanvoeren dat de ladder in goede staat was. De verklaringen onderbouwen de stelling van Go dat werkneemster van de door Go door middel van een afbeelding in het geding gebrachte ladder is gevallen. Go heeft geen aankoopbewijs van de ladder overgelegd. Werkneemster heeft een verklaring van een (ex-)collega ingebracht waarin wordt aangevoerd dat de ladder zou zijn vervangen. Go heeft onvoldoende onderbouwd dat de ladder waar werkneemster van af is gevallen, voldeed aan de veiligheidseisen. De kantonrechter gaat ervan uit dat Go is tekortgeschoten in haar zorgplicht. Go heeft onvoldoende onderbouwd dat werknemer concrete instructies ten aanzien van het veilig gebruiken van ladders heeft ontvangen. Go voert aan dat werkneemster bewust roekeloos heeft gehandeld door tegen de instructies in de ladder te gebruiken om spullen te tillen. Go heeft echter onvoldoende onderbouwd dat werkneemster zich kort voor het gebruiken van de ladder bewust is geweest van het roekeloos karakter van haar handelen. Go is aansprakeljk voor de schade. Het verzoek om te bepalen dat Go de gegevens van haar verzekeraar verstrekt, is niet toepasbaar, omdat het aan Go is om te bepalen of zij melding doet van het handelen. De kantonrechter wijst een voorschot van € 1.500 op de materiële schadevergoeding toe, evenals € 6.000 aan voorschot op de immateriële schadevergoeding. De kantonrechter acht het redelijk een veertigtal uren tegen een redelijk uurtarief van € 250 te laten vergoeden door Go.