Naar boven ↑

Rechtspraak

werknemer/Gemeente Vaals
Rechtbank Limburg (Locatie Maastricht), 14 januari 2025
ECLI:NL:RBLIM:2025:585
Verzoek werknemer tot vernietiging van zijn ontslag op staande voet vanwege het zonder rijbewijs rijden in een dienstwagen en daarover liegen, wordt afgewezen wegens schending waarheidsplicht artikel 21 Rv.

Feiten

Werknemer is op 1 september 2021 in dienst getreden bij de gemeente Vaals (hierna: gemeente) als medewerker technische uitvoering IV dan wel medewerker groen bij de buitendienst. Op 26 september 2024 is werknemer op staande voet ontslagen. Werknemer voert aan dat hij een loonstrook van de gemeente ontving waarop stond dat zijn arbeidsovereenkomst was geëindigd. De maatschappelijk werker die werknemer begeleidt, heeft de gemeente toen gebeld en vernomen dat werknemer ontslagen was en nog een ontslagbrief zou krijgen. Die heeft werknemer tot op heden niet ontvangen. Wel heeft de gemeente werknemer een conceptbeëindigingsovereenkomst gestuurd. Werknemer vermoedt te zijn ontslagen omdat hij zonder geldig rijbewijs een klein ongeluk heeft gehad met een voertuig van de gemeente. Werknemer voert aan dat dit geen dringende reden voor ontslag op staande voet oplevert, omdat hij een Indonesisch rijbewijs heeft, hij weet hoe een auto te besturen, de gemeente hem nooit om een rijbewijs heeft gevraagd en hem nooit te kennen heeft gegeven dat hij over een Nederlands rijbewijs diende te beschikken. Ook heeft de gemeente de reden voor het ontslag nooit aan hem medegedeeld. Verder voert werknemer aan dat de gemeente heeft verzuimd zijn persoonlijke omstandigheden mee te wegen. Werknemer verzoekt een verklaring voor recht dat de arbeidsovereenkomst niet is geëindigd door het ontslag op staande voet, althans het ontslag op staande voet te vernietigen.

Oordeel

De kantonrechter oordeelt als volgt. De gemeente heeft het relaas van werknemer gemotiveerd en onderbouwd betwist. Werknemer heeft niet schriftelijk gereageerd en is niet ter comparitie verschenen. De kantonrechter verbindt hieraan de consequentie dat zij uitgaat van de juistheid van de stellingen van de gemeente. Werknemer heeft in 2021 gesoliciteerd op een vacature die vermeldde dat een rijbewijs B vereist was. Werknemer heeft een CV overgelegd waarin staat dat hij een rijbewijs B heeft. In oktober 2022 heeft werknemer met een voertuig van de gemeente schade veroorzaakt. De verzekeraar heeft niet uitgekeerd omdat werknemer niet over een rijbewijs beschikte. Werknemer heeft een officiële waarschuwing gekregen van de gemeente. In juni 2023 heeft werknemer aan de gemeente medegedeeld dat zijn rijbewijs was ingetrokken. Hij heeft toen gezegd dat hij in augustus 2024 weer mocht rijden. In februari 2024 heeft werknemer aan de gemeente medegedeeld dat hij voor zijn rijbewijs dient voor te komen bij de rechtbank. In september 2024 heeft werknemer laten weten dat hij de zitting niet had bijgewoond. De volgende dag heeft werknemer toegegeven dat hij had gelogen. Hij reed al 16 jaar in Nederland zonder geldig rijbewijs. Hji is daarvoor drie keer aangehouden en hij heeft boetes gekregen. Werknemer heeft aangegeven in de stress te zitten van alle leugens. In november 2024 heeft de gemeente werknemer op non-actief gesteld omdat zij onderzoek wilde verrichten. Op 26 september 2024 heeft werknemer spijt betuigd. De gemeente heeft werknemer die dag ontslagen vanwege het niet hebben van een rijbewijs gedurende zijn dienstverband, het liegen en het tijdens de uitoefening van zijn functie rijden in een dienstvoertuig zonder dat hij over een geldig rijbewijs beschikte. De kantonrechter stelt vast dat werknemer wel degelijk op 26 september 2024 is medegedeeld dat hij op staande voet ontslagen is. Werknemer heeft artikel 21 Rv op ernstige wijze geschonden. De gevolgtrekking die de kantonrechter daaruit geraden acht, is dat het verzoek van werknemer op alle onderdelen afgewezen wordt. Ten overvloede overweegt de kantonrechter dat er inhoudelijk niets op het ontslag op staande voet aan te merken is. Werknemer wordt in de proceskosten veroordeeld.