Rechtspraak
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (Locatie Arnhem), 27 januari 2025
ECLI:NL:GHARL:2025:363
Feiten
Werkneemster is sinds 1 januari 2010 in dienst van Indigo Midden-Nederland B.V. (hierna: Indigo) als GZ-psychologe. Vanaf (begin) 2013 ervaart werkneemster nek-, schouder- en hoofdpijnklachten. Ook heeft werkneemster vanaf (eind) 2013 aangegeven dat zij moeite heeft met het aantal cliënten en met het soort problematiek (voornamelijk complexe EMDR-indicaties). Verder heeft werkneemster aangegeven moeite te hebben met haar leidinggevende. In 2017 heeft werkneemster aan Indigo verzocht om terbeschikkingstelling van een zogeheten EMDR-kit. Die heeft Indigo niet verstrekt. Op aanvraag van werkneemster is aan haar door het UWV in januari 2018 een EMDR-kit als voorziening in eigendom toegekend. In 2020 heeft werkneemster wederom verzocht om een EMDR-kit op de locatie waar zij werkte. Ook dit verzoek heeft Indigo afgewezen. Op 30 november 2020 heeft werkneemster zich ziekgemeld. In de probleemanalyse én in het plan van aanpak van januari 2021 heeft de bedrijfsarts opgenomen dat de problematiek zowel werkgebonden (samenwerking, communicatie) als persoonsgebonden is. In 2021 heeft werkneemster een klacht bij de bestuurder en bij de interne klachten- en bezwarencommissie van Indigo ingediend. Deze klacht had onder andere betrekking op onderscheid door het niet verschaffen van een EMDR-kit, onderscheid in de hoogte van de salariëring, onderscheid in het re-integratietraject en onderscheid in de mogelijkheid tot het genieten van scholing. Vervolgens heeft een mediationtraject plaatsgevonden, dat in augustus 2022 is beëindigd. De klachtenprocedure is toen weer hervat. De Interne Klachten- en Bezwarencommissie heeft in haar advies geoordeeld dat de klacht van werkneemster op basis van discriminatie naar ras ongegrond is, maar dat Indigo wel over had moeten gaan tot het aanschaffen van de EMDR-kit. Indigo heeft op 23 februari 2023 toestemming aan het UWV gevraagd om de arbeidsovereenkomst met werkneemster op te zeggen wegens langdurige arbeidsongeschiktheid. Het UWV heeft dit geweigerd, waarna Indigo zich tot de kantonrechter heeft gewend en heeft verzocht om ontbinding wegens langdurige arbeidsongeschiktheid (b-grond) en/of een verstoorde arbeidsverhouding (g-grond). Werkneemster is verder op 4 april 2023 een procedure bij het College voor de Rechten van de Mens (hierna: het college) gestart. Op 25 januari 2024 heeft het college geoordeeld dat Indigo verboden onderscheid heeft gemaakt op grond van handicap of chronische ziekte, vanwege het niet verstrekken van de EMDR-kit. In eerste aanleg heeft de kantonrechter de arbeidsovereenkomst ontbonden op de g-grond. Er is geen billijke vergoeding toegekend. De bedoeling van het hoger beroep van werkneemster is om alsnog een billijke vergoeding van € 350.000 bruto toegekend te krijgen, alsook een vergoeding voor immateriële schade van € 25.000 netto.
Oordeel
Het hof oordeelt als volgt.
De arbeidsovereenkomst is terecht ontbonden
De arbeidsovereenkomst is terecht door de kantonrechter ontbonden vanwege een verstoorde arbeidsverhouding. De gespannen verhouding bestond al voordat werkneemster in 2017 om de EMDR-kit verzocht. Meerdere keren is een gesprek tussen werkneemster en de leidinggevende nodig geweest om escalatie te voorkomen. Er heeft mediation plaatsgevonden, zonder succes. Ook in 2023 wordt nog door de bedrijfsarts gesproken over de langdurig problematische werkverhouding. Op grond van al deze omstandigheden acht het hof voldoende aangetoond dat er tussen werkneemster en Indigo een ernstig en duurzaam verstoorde arbeidsverhouding bestond, die op meer dan alleen de EMDR-kit zag. Bovendien heeft Indigo volgens het hof voldoende aannemelijk gemaakt dat herplaatsing van werkneemster niet mogelijk was.
Geen recht op een billijke vergoeding of 611-vergoeding
Voor toekenning van de billijke vergoeding heeft werkneemster zich op drie gronden beroept, te weten: dat Indigo (a) onvoldoende zorg heeft besteed aan de arbeidsomstandigheden van werkneemster, (b) de re-integratieverplichtingen grovelijk heeft geschonden en (c) verboden onderscheid heeft gemaakt op grond van handicap of chronische ziekte. Bij alle drie de gronden wijst werkneemster op het gegeven dat Indigo geen EMDR-kit aan werkneemster wilde verschaffen. Het hof oordeelt dat werkneemster geen recht heeft op een billijke vergoeding. Daarvoor is het volgende van belang. Werkneemster heeft al jaren voordat zij voor het eerst verzocht om de EMDR-kit last van overbelastingsklachten aan schouder en arm. Verder staat vast dat werkneemster vanaf januari 2018 de beschikking had over een eigen EMDR-kit. Werkneemster heeft bovendien niet gesteld dat zij enige tijd heeft moeten werken zonder EMDR-kit. Omdat werkneemster gebruik kon maken van een door het UWV verstrekt persoonlijk hulpmiddel voor het verrichten van haar werkzaamheden (en dat tot haar ziekmelding heeft gedaan) terwijl er tegelijk ook andere omstandigheden hebben bijgedragen aan haar arbeidsongeschiktheid, is er geen sprake van verwijtbaar onvoldoende zorg voor de arbeidsomstandigheden door Indigo (a). Ook heeft het UWV in zijn deskundigenoordeel vastgesteld dat de re-integratie-inspanningen van Indigo tot januari 2022 voldoende zijn geweest en er niet meer van Indigo verwacht kon worden. Daar komt bij dat Indigo heeft betwist dat werkneemster tijdens haar re-integratie nog cliënten heeft geholpen met een EMDR-indicatie. Vanwege deze betwisting heeft werkneemster te weinig onderbouwd waarom het verstrekken van de EMDR-kit volgens haar alsnog nodig was en waarom Indigo daarmee haar re-integratieverplichtingen grovelijk heeft geschonden (b). Tot slot is volgens het hof ook geen sprake van verboden onderscheid op grond van handicap of chronische ziekte (c). Ondanks het oordeel van het college moet het hof een zelfstandige beoordeling maken of Indigo ernstig verwijtbaar heeft gehandeld. In dat kader oordeelt het hof dat de door werkneemster verzochte aanpassing (te weten: het verstrekken van de EMDR-kit) geschikt is. Het hof komt vervolgens echter tot het oordeel dat de verzochte aanpassing in dit geval niet noodzakelijk was. Daarvoor is van belang dat Indigo onweersproken heeft aangevoerd dat er een passend alternatief is, namelijk de mogelijkheid van online EMDR. Vanwege het niet noodzakelijk zijn van het verstrekken van de EMDR-kit is er geen sprake van verboden onderscheid op grond van chronische ziekte, zodat ook hierop geen ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van Indigo is te baseren. Daarmee bestaat ook geen aanspraak op een billijke vergoeding op grond van artikel 671b lid 9 onder c BW en heeft werkneemster geen recht op een 611-vergoeding. Het hof verwerpt het hoger beroep van werkneemster.