Rechtspraak
Rechtbank Zeeland-West-Brabant (Locatie Bergen op Zoom), 9 januari 2025
ECLI:NL:RBZWB:2025:364
Feiten
Werknemer heeft bij dagvaarding van 16 oktober 2024 gevorderd werkgever te veroordelen tot betaling van 70% van het bruto-equivalent van € 1.950 netto per maand vanaf juli 2024, totdat de wettelijke loondoorbetalingsverplichting op grond van artikel 7:629 lid 1 BW eindigt. Daarbij heeft werknemer gesteld dat het maandloon tot 10 februari 2025 ten minste gelijk dient te zijn aan het brutominimumloon gebaseerd op een 40-urige werkweek en na die datum ten minste gelijk dient te zijn aan 70% van het brutominimumloon bij een 40-urige werkweek. Voorts heeft werknemer gevorderd dat betaling dient te geschieden tegen behoorlijk bewijs van kwijting onder overlegging van een loonstrook, alsmede dat werkgever wordt veroordeeld in de kosten van de procedure. Tijdens de mondelinge behandeling op 28 november 2024 heeft werknemer zijn eis verminderd. Werkgever heeft verweer gevoerd tegen de vordering. Omdat werknemer op dat moment nog niet beschikte over een verklaring in de zin van artikel 6 van het Haags Betekeningsverdrag met betrekking tot de betekening van de dagvaarding in Zwitserland, is hij in de gelegenheid gesteld deze alsnog over te leggen. Dit heeft hij gedaan bij faxbericht van zijn gemachtigde op 19 december 2024. Vervolgens heeft de kantonrechter vonnis bepaald op de in de mondelinge behandeling aangekondigde datum.
Oordeel
De kantonrechter stelt vast dat er sprake is van een internationale kwestie, aangezien werknemer in Nederland woont en werkgever in Zwitserland is gevestigd. Daarom dient beoordeeld te worden of de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft en welk recht van toepassing is. Omdat onweersproken is gesteld dat werknemer zijn werkzaamheden gewoonlijk in Moerdijk verricht, heeft de Nederlandse rechter rechtsmacht, waarbij de kantonrechter te Bergen op Zoom bevoegd is kennis te nemen van het geschil op grond van artikel 6 lid 1 jo. 21 Brussel I bis. Partijen hebben een rechtskeuze gemaakt voor Zwitsers recht, zodat dit recht van toepassing is op de arbeidsovereenkomst conform artikel 8 lid 1 Rome I. Nu werknemer zijn werkzaamheden echter gewoonlijk in Nederland verrichtte, behoudt hij tevens de bescherming van de dwingendrechtelijke bepalingen van het Nederlandse recht op grond van artikel 8 lid 2 Rome I. Werkgever is, ondanks behoorlijke dagvaarding, niet ter zitting verschenen en heeft geen uitstel verzocht, zodat tegen hem verstek wordt verleend. De kantonrechter wijst de vordering toe, nu deze naar haar aard spoedeisend is en de kantonrechter niet onrechtmatig of ongegrond voorkomt. Werkgever wordt als in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten, inclusief nakosten.