Rechtspraak
Rechtbank Gelderland (Locatie Arnhem), 24 januari 2025
ECLI:NL:RBGEL:2025:505
Feiten
Werknemer is op 6 juni 2016 in dienst getreden bij Havero. In de arbeidsovereenkomst is een geheimhoudingsbeding opgenomen. Werknemer is met ingang van 1 november 2021 in dienst getreden van Hoogwegt. In de (niet-getekende) arbeidsovereenkomst is een geheimhoudingsbeding opgenomen. Op donderdag 21 september 2023 heeft Hoogwegt werknemer laten weten dat zij de arbeidsovereenkomst met hem wenst te beëindigen door middel van een vaststellingsovereenkomst. Hierin is de mogelijkheid opgenomen dat werknemer de arbeidsovereenkomst eerder opzegt. Werknemer heeft daarvan gebruikgemaakt en de arbeidsovereenkomst opgezegd per 1 december 2023. Hoogwegt c.s. kreeg ergens rond eind december 2023/begin januari 2024 signalen uit de markt dat bedrijf Y monsters met door het bedrijf X verkochte bestanddelen heeft aangeboden. Bedrijf X is een leverancier van een bestanddeel dat Hoogwegt in haar producten verwerkt en waartoe Hoogwegt c.s. een exclusieve samenwerkingsovereenkomst heeft met bedrijf X. Op 26 januari 2024 komen er twee e-mails van bedrijf X binnen op het oude Hoogwegt-e-mailadres van werkgever. Duidelijk is dat deze e-mails bedoeld zijn voor het nieuwe e-mailadres van werknemer bij bedrijf Y.
Oordeel
In de kern gaat het om de vraag of werknemer gehouden is mee te werken aan een onderzoek door bedrijf X naar de verzending van zijn e-mails, die door bedrijf X te laten verwijderen onder betaling van de kosten van bedrijf X, alsmede of Hoogwegt c.s. in dit kort geding succesvol aanspraak kan maken op betaling door werknemer van (een voorschot op) boetes. Werknemer is via zijn voormalige arbeidsovereenkomst bij Havero jegens Havero en de aan haar gelieerde vennootschappen, derhalve ook Hoogwegt, gebonden aan het geheimhoudingsbeding en boetebeding. Ook aan het geheimhoudings- en boetebeding opgenomen in de - niet getekende - arbeidsovereenkomst met Hoogwegt is werknemer gebonden, nu zulks expliciet in de tussen partijen gesloten vaststellingsovereenkomst is opgenomen. Deze geheimhoudingsbedingen verbieden het werknemer om enige mededeling aangaande enige bijzonderheid van Havero/Hoogwegt aan derden kenbaar te maken. Dat het moet gaan om ‘vertrouwelijke’ informatie is daarin niet zonder meer te lezen. Een redelijke uitleg van dit beding brengt mee dat het ziet op relevante bedrijfsinformatie. Hoogwegt c.s. heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat de met de e-mails verzonden documenten relevante bedrijfsinformatie bevatten en zelfs, voor zover mogelijk van belang, vertrouwelijke bedrijfsinformatie. Het gaat immers om onder meer klantenlijsten, prospects, financiële en strategische gegevens. Naar voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter heeft werknemer de overeengekomen geheimhoudingsbedingen, alsook de in de Code of Conduct en IT Policy opgelegde geheimhouding, sowieso overtreden door het verzenden van vijf e-mails op 26 en 27 september 2023 aan zijn dochter. Vooralsnog moet worden aangenomen dat werknemer deze bedingen ook heeft overtreden door (in ieder geval een deel van) de e-mails op 26 en 27 september en 5 oktober 2023 naar zijn privé-e-mailaccount te zenden. De conclusie in het kader van dit kort geding is dan ook dat werknemer door het verzenden van verschillende documenten via genoemde e-mails heeft gehandeld in strijd met (de strekking van) de overeengekomen geheimhoudingsbedingen en ook in strijd heeft gehandeld met de Code of Conduct en de IT Policy. Hoogwegt c.s. heeft bij het onderzoek op dit moment geen voldoende spoedeisend belang omdat, gelet op het tijdsverloop, moet worden aangenomen dat als werknemer voornemens was deze informatie verder te delen, dat inmiddels wel was gebeurd. Bovendien leent een procedure als de onderhavige zich niet goed voor het aanwijzen van een deskundige.