Naar boven ↑

Rechtspraak

werknemer/Advocatengroep Heerlen B.V.
Rechtbank Limburg (Locatie Maastricht), 12 februari 2025
ECLI:NL:RBLIM:2025:1442
Werknemer vordert variabel loon op basis van een derde van de omzet, terwijl werkgever dit betwist. Werkgever heeft onvoldoende bewijs geleverd en moet werknemer € 22.447,89 bruto betalen, plus wettelijke verhoging, rente en kosten.

Feiten

Bij vonnis van 31 januari 2024 heeft de kantonrechter de beslissing over de voorlopige vorderingen aangehouden tot de hoofdzaak. In conventie werd AGH toegelaten tot bewijs dat geen continuïteitstoeslag was overeengekomen, terwijl werknemer mocht bewijzen dat het variabele loon berekend moest worden zoals vastgesteld in het tussenvonnis. Werknemer heeft zich neergelegd bij de door AGH gestelde berekeningswijze en maakt geen aanspraak meer op de continuïteitstoeslag. Hij stelt dat de volledige gedeclareerde omzet van 1 januari 2022 tot 15 februari 2023 is betaald en vordert een variabel loon van € 22.458,07 bruto, te vermeerderen met de wettelijke verhoging en buitengerechtelijke kosten. Tevens vordert hij een controleerbaar overzicht van de gedeclareerde en betaalde omzet. AGH stelt dat met werknemer is afgesproken dat hij dezelfde beloning zou krijgen als bij X, dat hij bij X geen bonus heeft ontvangen, daar ook nooit aanspraak op heeft gemaakt en dat niet is gebleken van het bijhouden van uren en omzetten gericht op een bonus.

Oordeel

De kantonrechter oordeelt dat de overeengekomen berekening van het variabele loon (een derde van de omzet minus het vaste loon) als uitgangspunt geldt. AGH heeft nagelaten voldoende bewijs te leveren voor haar verweer. Er wordt uitgegaan van een totale gedeclareerde omzet van € 224.840,70, waarvan een derde (€ 74.946,89) als variabel loon geldt. Na aftrek van het vaste loon (€ 52.499) resteert een verschuldigd bedrag van € 22.447,89 bruto. De vordering tot betaling van een derde van de omzet boven € 224.840,70 wordt afgewezen, omdat geen specifieke datum voor de vaststelling van betaalde omzet was overeengekomen en werknemer niet benadeeld is door de gebruikte datum. De wettelijke verhoging wordt toegekend en bepaald op 50% van het verschuldigde bedrag (€ 11.223,95 bruto), evenals de buitengerechtelijke kosten van € 999,58. De wettelijke rente over de toegekende bedragen wordt toegewezen vanaf 11 september 2023 tot de dag van betaling.