Rechtspraak
Rechtbank Rotterdam (Locatie Rotterdam), 21 januari 2025
ECLI:NL:RBROT:2025:2720
Feiten
Werkgever is een vrijwilligersorganisatie in de vorm van een stichting, die als doel heeft het beheren van het in de Rotterdamse wijk Oud-Charlois gelegen pand dat is bestemd als woon-, werk-, leer-, zorg- en ontmoetingscentrum voor bewoners van de wijk Oud-Charlois. De enige betaalde functies zijn die van sociaal coördinator en een functie in de keuken. De sociaal coördinator is belast met het uitvoeren van de dagelijkse beheers- en exploitatiezaken. Werkneemster is vanaf 5 maart 2013 via detachering bij werkgever werkzaam als sociaal coördinator en zij is vanaf 1 april 2015 bij werkgever in dienst. Haar salaris bedraagt € 3.806,40 bruto per maand, bij een arbeidsomvang van 24 uur per week. Een belangrijk verwijt dat in dit verband aan werkneemster wordt gemaakt is haar voorzitterschap van stichting X, die concurrerende activiteiten verricht in dezelfde wijk (Oud-Charlois) als werkgever. Werkneemster is zonder werkgever hierover te informeren, laat staan hiervoor toestemming te vragen, voorzitter geworden van de stichting X. Werkgever verzoekt ontbinding op de e-, g- h- en i-grond. Werkneemster verzoekt afwijzing en in het geval van ontbinding werkgever te veroordelen tot betaling van de transitievergoeding en een billijke vergoeding van € 45.000 bruto.
Oordeel
De kantonrechter is onder meer aan de hand van de inschrijving bij de Kamer van Koophandel van oordeel dat stichting X wel degelijk concurrerende activiteiten verricht in dezelfde wijk (Oud-Charlois) als werkgever. Dat het gaat om activiteiten ten behoeve van armoedebestrijding en het dus geen ‘bedrijf’ is, zoals werkneemster heeft gesteld, doet hier naar het oordeel van de kantonrechter niet aan af. Verder heeft werkgever gesteld dat stichting X, zonder toestemming van werkgever, een project van werkgever heeft voortgezet, te weten het zogenoemde ‘Hulpdeskproject’. Werkneemster stelt dat werkgever dit project zelf zou hebben stopgezet. De kantonrechter is van oordeel dat uit een e-mailbericht van 18 maart 2024 duidelijk blijkt dat werkgever de dienst Hulpdesk niet heeft stopgezet, maar op een andere manier wilde continueren. Dit maakt het extra kwalijk dat werkneemster geen melding heeft gemaakt van haar voorzitterschap van stichting X. Ook als er geen concurrentiebeding of een verbod op nevenwerkzaamheden is overeengekomen, is evident dat het tijdens dienstverband toetreden als voorzitter tot een concurrerende stichting, die zich richt op dezelfde activiteiten in dezelfde wijk als de eigen werkgever en vist in dezelfde subsidievijver, zonder werkgever hierover zelfs maar te informeren, welke stichting bovendien aan de haal is gegaan met een project van de eigen werkgever, onacceptabel is. Daarmee is er volgens de kantonrechter sprake van ernstig verwijtbaar handelen en nalaten van werkneemster. De arbeidsovereenkomst wordt ontbonden zonder toekenning van de transitievergoeding en een billijke vergoeding. Werkneemster verzoekt een verklaring voor recht en betaling van extra achterstallig salaris. Op grond van artikel 7:686a lid 3 BW kunnen in verzoekschriftprocedures over het einde van de overeenkomst ook daarmee verband houdende (tegen)vorderingen worden ingediend. De door werkneemster verzochte verklaring voor recht wordt echter afgewezen, net als haar verzoek om werkgever te veroordelen € 15.225,60 bruto aan achterstallig salaris te betalen. Werkneemster heeft onvoldoende gesteld om het oordeel te rechtvaardigen dat er een concrete toezegging is gedaan voor urenuitbreiding die zou moeten leiden tot toewijzing van de loonvordering, zodat aan verdere bewijslevering ook niet wordt toegekomen.