Rechtspraak
Rechtbank Midden-Nederland (Locatie Utrecht), 19 februari 2025
ECLI:NL:RBMNE:2025:670
Feiten
Werknemer is van 1 juni 1985 tot 1 januari 2010 in dienst geweest van (de rechtsvoorganger van) werkgeefster. De (collectieve) pensioenvoorziening is ondergebracht bij Nationale-Nederlanden Levensverzekering Maatschappij N.V. (hierna: N-N). Met ingang van 1 januari 2003 heeft werkgeefster de collectieve pensioenregeling voor haar personeel ondergebracht bij een eigen pensioenfonds. Het bij N-N opgebouwde kapitaal is premievrij bij N-N achtergebleven in een gesepareerd beleggingsdepot (GBD). In de jaren 2005-2015 heeft N-N deelnemers die de pensioenleeftijd bereikten de mogelijkheid geboden om pensioen aan te kopen binnen het GBD tegen een tarief van eerst 4% en later 3%. Vanaf 2015 bestaat deze mogelijkheid niet meer. Werkgeefster heeft in 2016 het besluit genomen om op 31 december 2014 een bedrag van € 3,2 miljoen uit de egalisatiereserve over te hevelen naar een kostendepot ter dekking van toekomstige uitvoeringskosten. N-N heeft eind 2023 aan werkgeefster medegedeeld dat zij de winstdelingsregeling per 31 december 2022 beëindigt, omdat over de jaren 2020 tot en met 2022 sprake is van een gemiddelde negatieve stand in de egalisatiereserve van meer dan 5%. N-N heeft erop gewezen dat dit tot gevolg heeft dat de pensioenen en pensioenkapitalen in de toekomst niet meer worden verhoogd. Werknemer heeft een verklaring voor recht en een schadevergoeding gevorderd. Het hof heeft voor recht verklaard dat werkgeefster aansprakelijk is voor de schade die werknemer lijdt doordat de in het pensioenreglement neergelegde voorwaardelijke toeslagregeling over de pensioenuitkering van werknemer is komen te vervallen en doordat een bedrag van € 3,2 miljoen uit het egalisatiedepot van het GBD is overgeheveld naar een kostendepot. Werkgeefster is veroordeeld tot vergoeding van de schade. Partijen hebben geen overeenstemming kunnen bereiken over de vaststelling van de schade die werknemer heeft geleden. Werknemer heeft daarom een schadestaatprocedure aanhangig gemaakt.
Oordeel
Het hof oordeelt als volgt.
Uitgangspunten voor de beoordeling
Om de schade vast te stellen moet worden bepaald welke toeslagen werknemer zou hebben gehad als de mogelijkheid om pensioen in te kopen binnen het GBD vanaf 2015 niet was vervallen en als in 2016 niet een bedrag van € 3,2 miljoen uit de egalisatiereserve was overgeheveld naar een kostendepot. Daarbij moet voor ogen worden gehouden dat het hier gaat om een voorwaardelijk recht op toeslag: er moet binnen het GBD voldoende overrente beschikbaar zijn om een toeslag te kunnen verlenen. Er is sprake van overrente als - kort gezegd - de rendementen uit de beleggingen van het beleggingsdepot hoger zijn dan de rekenrente (van eerst 4% en later 3%) en de kosten.
Schade als gevolg van overheveling € 3,2 miljoen
De kantonrechter stelt vast dat werknemer als gevolg van de overheveling van de € 3,2 miljoen 1,15% aan toeslag heeft gemist. Dit percentage moet worden vermenigvuldigd met het gegarandeerde/verzekerde eindkapitaal van werknemer. Dit leidt tot een schade van € 2.275,20 (1,15% x € 197,843).
Schade als gevolg van vervallen mogelijkheid tot inkopen pensioen bij N-N
Niet is gebleken dat werknemer nog toeslagen over zijn pensioenuitkering heeft gemist door het vervallen van de mogelijkheid om pensioen bij N-N in te kopen. Op werkgeefster rustte in 2015 niet de verplichting aan werknemer een onvoorwaardelijk recht op toeslag toe te kennen ter compensatie van het verval van de mogelijkheid om pensioen bij N-N in te kopen.
Schadevergoeding en vergoeding van expertisekosten
De kantonrechter wijst een bedrag van € 2.870,63 als schadevergoeding toe, welk bedrag moet worden afgestort bij N-N. De vordering tot vergoeding van expertisekosten is deels toewijsbaar. Werknemer heeft in redelijkheid kosten gemaakt om zijn schade vast te stellen en de kantonrechter acht de hoogte van deze kosten ook redelijk, los gezien van het feit dat het expertiserapport naar het oordeel van de kantonrechter onvoldoende onderbouwing vormt voor de door werknemer gevorderde schadevergoeding. De kantonrechter wijst een vergoeding van de helft van de kosten toe, dus € 8.792,92.