Naar boven ↑

Rechtspraak

werkgeefster/werknemer
Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 12 maart 2025
ECLI:NL:RBZWB:2025:1444
Vordering tot terugbetaling geldlening door werkgeefster wordt in deze procedure afgewezen, omdat deze geldlening niet door de overgang van onderneming op haar is overgegaan.

Feiten

Werknemer is op 1 november 2020 op basis van een arbeidsovereenkomst in dienst getreden van werkgeefser, een eenmanszaak die werd gedreven door eigenaar X. Op 19 juli 2021 heeft werkgeefser aan werknemer een geldlening ter grootte van € 8.144 verstekt. Werkgeefster werd vanaf 20 december 2022 voortgezet in de vorm van een besloten vennootschap. Op 18 juli 2023 is aan werknemer ontslag op staande voet verleent. Werkgeefster wil in deze zaak dat werknemer de lening aflost en een afgesproken boete wegens te late aflossing betaalt. 

Oordeel

De kantonrechter oordeelt als volgt. Aan werkgeefster komt geen vorderingsrecht toe. Uit haar stellingen volgt immers dat de overeenkomst van geldlening is aangegaan tussen werknemer en eigenaar X, die destijds handelde in een eenmanszaak. Dat eigenaar X intussen zijn onderneming heeft ingebracht in de besloten vennootschap betekent niet zonder meer dat de rechten en verplichtingen uit hoofde van de overeenkomst van geldlening eveneens zijn overgegaan naar die vennootschap. Voor zover het gaat om rechten en verplichtingen die voortvloeiden uit de arbeidsovereenkomst die toentertijd tussen partijen bestond, geldt dat die van rechtswege op de besloten vennootschap zijn overgegaan. Uit de stellingen van werkgeefster blijkt echter niet dat de overeenkomst van geldlening deel uitmaakt van de arbeidsvoorwaarden. De afspraak dat terugbetalingen zouden plaatsvinden ten laste van het (netto)loon van werknemer is geen recht of verplichting uit hoofde van de arbeidsovereenkomst. De overeenkomst van geldlening is dan ook niet door overgang van onderneming op de besloten vannootschap overgegaan. Evenmin is gesteld of gebleken dat het recht om de vordering te innen door cessie aan de besloten vennootschap is geleverd, nocht dat werknemer medewerking heeft verleend aan overname van de overeenkomst van geldlening door de besloten vennootschap. Van een rechtsgeldige contractoverneming waarbij drie partijen betrokken zijn geweest is dan ook geen sprake. Het moet er daarom voor worden gehouden dat de (bevoegdheid tot innning van de) geldlening niet is overgegaan naar de besloten vennootschap, maar eigenaar X nog steeds de schuldeiser van werknemer is. Het gevolg daarvan is dat in deze procedure de vordering van werkgeefster wordt afgewezen. Overigens erkent werknemer dat hij uit hoofde van de geldlening nog een bedrag verschuldigd is. Dit dient hij daarom aan eigenaar X te betalen. Een verordening daartoe zal in dit vonnis niet worden uitgesproken aangezien eigenaar X in deze procedure geen eisende partij is. Werkgeefster vordert daarnaast nog betaling van enkele bedragen die werknemer contant zou hebben ontvangen nadat hij met de betaalkaart van werkgeefster bij bouwmarkten gekochte materialen retourneerde. Ook wil werkgeefster dat werknemer schades aan de bedrijfsauto en enkele verkeersboetes betaalt. Met uitzondering van een door werknemer erkende verkeersboete worden deze vorderingen bij gebrek aan een deugdelijke onderbouwing afgewezen.