Naar boven ↑

Rechtspraak

Stichting IJsseldal Wonen/werkneemster
Rechtbank Gelderland (Locatie Apeldoorn), 25 februari 2025
ECLI:NL:RBGEL:2025:2574
Afwijzing ontbindingsverzoek (g-grond). Dat werkneemster met juridische argumenten kritiek heeft geuit op schriftelijk stuk werkgever, kan niet tot conclusie leiden dat werkneemster daarmee wantrouwen heeft laten blijken, zodanig dat daardoor een verstoorde arbeidsverhouding is ontstaan.

Feiten

Werkneemster is sinds 1 januari 2016 in dienst bij IJsseldal Wonen. IJsseldal Wonen houdt zich onder meer bezig met de verhuur, bouw en het beheer van woningen. Werkneemster werkte aanvankelijk als woonconsulente. In die functie had zij contact met bewoners. Op 9 september 2023 is er een steen door de ruit van de woning van werkneemster gegooid, vermoedelijk door een huurder van IJsseldal Wonen. Op 11 september 2023 heeft werkneemster zich als gevolg van dit voorval ziek gemeld. Werkneemster heeft in oktober 2023 aangegeven dat zij, gelet op het voorval, niet langer de functie van woonconsulente wil uitvoeren. Eind februari 2024 zijn partijen overeengekomen dat werkneemster de functie van projectcoördinator gaat vervullen. Op 21 mei 2024 heeft IJsseldal een addendum op de arbeidsovereenkomst aan werkneemster verstuurd, met daarin een aantal voorwaarden voor de nieuwe functie. Werkneemster heeft op 7 juni 2024 in een brief van IJsseldal Wonen haar bezwaren geuit tegen het addendum. Op 27 juni 2024 heeft tussen partijen een gesprek plaatsgevonden. Kort na dit gesprek heeft IJsseldal werkneemster ziek gemeld, om haar vervolgens op 1 augustus 2024 beter te melden en vrij te stellen van het verrichten van haar werkzaamheden. Op 24 september 2024 is op verzoek van werkneemster een mediationtraject gestart. Op 20 november 2024 is het traject beëindigd zonder positief resultaat. IJsseldal Wonen verzoekt de arbeidsovereenkomst met werkneemster te ontbinden vanwege een verstoorde arbeidsverhouding. IJsseldal Wonen verwijt werkneemster dat zij ten onrechte haar wantrouwen heeft getoond richting IJsseldal Wonen, onder meer door in plaats van een gesprek te beginnen over haar ongenoegen over de bijlage bij het addendum direct een juridische brief te schrijven.

Oordeel

De kantonrechter oordeelt als volgt. Werkneemster heeft aangevoerd dat zij de bijlage bij het addendum niet begreep en daarom juridisch advies heeft ingewonnen. Hoewel werkneemster er ook voor had kunnen kiezen om (eerst) IJsseldal Wonen om een toelichting te vragen, is de keuze om zich te laten adviseren niet onbegrijpelijk. Het lag naar het oordeel van de kantonrechter vervolgens juist op de weg van IJsseldal Wonen om als goed werkgeefster te onderzoeken of het door haar vermoede wantrouwen er bij werkneemster was en (mogelijk nogmaals) aan werkneemster uit te leggen wat de reden van de in het addendum opgenomen voorwaarden was. Mogelijk is dat wat zij heeft beoogd met het gesprek van 27 juni 2024, maar op basis van wat IJsseldal Wonen heeft aangevoerd is dat niet goed vast te stellen. In de ogen van IJsseldal Wonen heeft dit gesprek geleid tot (verdere) escalatie, zodanig dat zij naar eigen zeggen tijdens het gesprek heeft geopperd dat het misschien beter zou zijn om te komen tot een beëindiging van het dienstverband met wederzijds goedvinden. Wat haar daartoe heeft gebracht heeft IJsseldal Wonen echter niet feitelijk geconcretiseerd. Zij heeft slechts gesteld dat werkneemster naast de bezwaren uit haar brief van 7 juni 2024 ‘nogmaals haar onvrede en wantrouwen richting de organisatie’ heeft geuit en dat haar aanwezige echtgenoot ‘eerder escalerend dan de-escalerend’ is opgetreden. De slotsom is hier daarom dat het enkele feit dat werkneemster met juridische argumenten kritiek heeft geuit op een schriftelijk stuk van IJsseldal Wonen, niet met succes tot de conclusie kan leiden dat werkneemster daarmee haar wantrouwen in IJsseldal Wonen heeft laten blijken, zodanig dat daardoor een ernstig en duurzaam verstoorde arbeidsverhouding is ontstaan. In het licht van het voorgaande leidt het feit dat de mediation is mislukt, niet zelfstandig tot het oordeel dat er sprake is van een ernstig en duurzaam verstoorde arbeidsverhouding. Afwijzing van het ontbindingsverzoek volgt.