Rechtspraak
Rechtbank Gelderland (Locatie Arnhem), 28 maart 2025
ECLI:NL:RBGEL:2025:2399
Feiten
In november 2019 is werkneemster in dienst getreden bij de eenmanszaak van werkgeefster, in de functie van “bedrijfsleidster en activiteitbegeleidster”. In de arbeidsovereenkomst zijn diverse bepalingen opgenomen over onder andere geheimhouding en een concurrentie- en relatiebeding. Werkneemster heeft een brutomaandsalaris van € 2.276,56 exclusief emolumenten. Bij akte van 9 maart 2023 is werkgeefster als besloten vennootschap opgericht en is werkneemster tot statutair bestuurder benoemd. De eerder genoemde eenmanszaak is daarbij ingebracht door naam 1, die tevens oprichter en enig aandeelhouder is. Werkneemster en naam 1 zijn schoonzussen van elkaar geweest. Op 26 juli 2024 heeft zich op de werkvloer een handgemeen voorgedaan tussen werkneemster en naam 1. Diezelfde ochtend heeft werkneemster zich per e-mail ziek gemeld, onder vermelding van klachten van carpaal tunnelsyndroom en een tennisarm waarvoor een operatie op komst was. Werkgeefster heeft hierop gereageerd met de mededeling dat werkneemster op staande voet is ontslagen wegens fysiek geweld tegen naam 1. Twee dagen later, op 28 juli 2024, heeft werkgeefster het ontslag op staande voet schriftelijk bevestigd. Als reden voor het ontslag is aangegeven dat werkneemster werkgeefster fysiek zou hebben aangevallen, met zichtbare en pijnlijke verwondingen als gevolg. Daarbij heeft werkgeefster aangekondigd een eindafrekening op te stellen per 27 juli 2024, waarbij een bedrag van € 4.815,15 aan gefixeerde schadevergoeding zou worden ingehouden. Ook is werkneemster verweten de geheimhoudingsplicht uit de arbeidsovereenkomst te hebben geschonden door na het incident direct een personeelslid te hebben gebeld en hierover met een cliënt te hebben gesproken. Werkneemster verzoekt de kantonrechter het ontslag op staande voet te vernietigen, en de arbeidsovereenkomst per datum uitspraak te ontbinden. Verder verzoekt zij werkgeefster te veroordelen tot het betalen van een transitievergoeding van € 8.436,28, een billijke vergoeding van € 134.362, een gefixeerde schadevergoeding van € 11.113,52 en € 8.177,10 aan niet genoten salaris.
Oordeel
De kantonrechter oordeelt als volgt.De verzoeken van werkneemster en het (voorwaardelijke) tegenverzoek van werkgeefster hangen nauw met elkaar samen en zijn daarom gezamenlijk beoordeeld.
Ontslag op staande voet
Het ontslag op staande voet is in beginsel tijdig gegeven. Werkneemster betwist dat zij degene is geweest die het fysieke geweld heeft gestart. Daarom staat nog niet vast dat er sprake is van een dringende reden voor ontslag. Werkgeefster krijgt dan ook de gelegenheid dit te bewijzen.
Achterstallig salaris
Werkneemster heeft onvoldoende onderbouwd dat er een afspraak is gemaakt over salarisverhoging met terugwerkende kracht vanaf september 2022. Bovendien kan zij vóór de oprichting van de vennootschap op 9 maart 2023 geen bestuurder zijn geweest. De vordering wordt daarom afgewezen. Ook de vordering tot doorbetaling van salaris vanaf 28 juli 2024 wordt afgewezen, omdat de arbeidsovereenkomst al op 26 juli 2024 is geëindigd.
Opgebouwde vakantie- en plusuren
Werkneemster heeft onvoldoende gespecificeerd op welke dagen zij plus- of vakantie-uren heeft opgebouwd of opgenomen. Daarom krijgt werkneemster de gelegenheid dit alsnog bij akte toe te lichten, waarna werkgeefster mag reageren. Mogelijk volgt daarna een bewijsopdracht.
Vermeende schending van bedingen
Werkgeefster stelt dat werkneemster het relatie- en geheimhoudingsbeding heeft geschonden door contact op te nemen met een cliënte. Hier is echter geen sprake van schending: het contact diende enkel ter verkrijging van een verklaring in een juridische procedure, zonder commercieel oogmerk.
De kantonrechter houdt verdere beslissingen aan.