Naar boven ↑

Rechtspraak

werkgeefster/werknemer
Rechtbank Amsterdam (Locatie Amsterdam), 8 april 2025
ECLI:NL:RBAMS:2025:2316
UWV heeft ontslagaanvraag op grond van bedrijfseconomische omstandigheden geweigerd. Het daarop volgende ontbindingsverzoek wordt geweigerd wegens onvoldoende onderbouwing.

Feiten

Werknemer is sinds 13 maart 2023 in dienst van werkgeefster. Zijn functie is General Counsel and Chief Information Security Officer (CISO). Zijn salaris bedraagt € 6.000 bruto per maand exclusief vakantietoeslag en overige emolumenten. Werkgeefster is een internationaal opererende organisatie die dataverbindingen en internetaansluitingen levert in meer dan 100 landen. Over 2021, 2022 en 2023 heeft werkgeefster een negatief bedrijfsresultaat behaald, aanleiding om kostenbesparende maatregelen te nemen, waaronder een personeelsreductie. Dit leidde tot de beslissing tot het laten vervallen van drie arbeidsplaatsen, waaronder die van werknemer. Op 28 juni 2024 heeft werkgeefster een ontslagaanvraag ingediend bij het UWV op grond van bedrijfseconomische omstandigheden. Bij beslissing van 30 september 2024 is toestemming geweigerd. Het UWV heeft overwogen dat voldoende aannemelijk is gemaakt dat op grond van de overgelegde financiële stukken in het verleden sprake was van een slechte financiële situatie, maar dat werknemer heeft aangevoerd dat er geen helderheid is gegeven over de financiële situatie in 2024, dat een prognose over het eerste kwartaal van 2025 ontbreekt, dat er een gebrekkig inzicht is in het complete personeelsbestand en dat er onvoldoende is gedaan op het gebied van herplaatsing. Werknemer is sinds zomer 2024 vrijgesteld van zijn werkzaamheden. Werkgeefster verzoekt alsnog ontbinding omdat er sprake is van een reorganisatie waarbij de unieke functie van werknemer is komen te vervallen. Bij zelfstandig tegenverzoek verzoekt werknemer betaling van achterstallig salaris (bonus) en betaling van de werkelijk gemaakte advocaatkosten.

Oordeel

De kantonrechter is van oordeel dat uit de financiële gegevens over de jaren 2021, 2022 en 2023 weliswaar blijkt dat de financiële situatie van werkgeefster niet goed was, maar dat voor de beoordeling juist de situatie in 2024 en de voorspelling voor 2025 van belang is. De door werkgeefster overgelegde stukken over 2024 en 2025, ter onderbouwing van haar stelling dat de situatie weliswaar minder slecht is maar nog steeds ontbinding van de arbeidsovereenkomst  rechtvaardigt, zijn onvoldoende om het verzoek te kunnen toewijzen. Deze zijn overigens deels pas overgelegd op de zitting. Werknemer heeft hiertegen bezwaar gemaakt, omdat hij zich hierop niet heeft kunnen voorbereiden. Wat hiervan zij, het betreft telkens slechts cijfermatige voorspellingen zonder nadere toelichting, opgesteld door de directie en derhalve niet door een externe deskundige. De cijfers zijn derhalve niet inzichtelijk noch controleerbaar. Het aanbod om deze cijfers op de zitting toe te laten lichten door de door haar meegebrachte adviseur komt te laat, nog los van de vraag of deze toelichting tot een andere conclusie zou leiden, omdat dit opnieuw geen onafhankelijk deskundige betreft. Ook het aanbod op de zitting om alsnog jaarstukken over 2024 te laten opmaken zodat een betere vergelijking kan worden gemaakt, komt te laat. Daar komt nog bij dat werkgeefster, afgezien van een enkel gesprek, zich onvoldoende heeft ingespannen om te voldoen aan de op haar rustende herplaatsingsplicht. Het ontbindingsverzoek wordt afgewezen. Het verzoek om betaling van de bonus wordt afgewezen net als het verzoek tot betaling van de werkelijke advocaatkosten omdat er geen sprake is van misbruik van het procesrecht.