Naar boven ↑

Rechtspraak

werknemer/werkgeefster
Rechtbank Rotterdam (Locatie Rotterdam), 27 maart 2025
ECLI:NL:RBROT:2025:5268
Werknemer is ten onrechte op staande voet ontslagen. Billijke vergoeding en transitievergoeding toegewezen.

Feiten
Werknemer werkte sinds 24 mei 2024 bij RWSE als oproepkracht. Zijn salaris bedroeg laatstelijk € 609,71 bruto per maand, exclusief emolumenten. Werknemer is op 29 september 2024 op staande voet ontslagen. Hij legt zich bij het ontslag neer, maar vraagt om een billijke vergoeding, een transitievergoeding, de wettelijke verhoging over de te laat betaalde eindafrekening, afgifte van salarisspecificaties, buitengerechtelijke kosten en rente. RWSE heeft geen verweer gevoerd tegen de verzoeken.

Oordeel

De kantonrechter wijst vrijwel alle verzoeken van werknemer toe, aangezien het ontslag door werkgever RWSE niet aan de vereisten voldoet. Er is niet onverwijld opgezegd, de reden voor het ontslag is niet tijdig meegedeeld en er ontbreekt een dringende reden voor ontslag op staande voet. Hierdoor is het ontslag onterecht. Werknemer heeft recht op een billijke vergoeding van € 1.975,46 bruto, wat overeenkomt met drie maandsalarissen, gelet op het feit dat werknemer door het ontslag geen recht had op een WW-uitkering voor een periode van drie maanden. De wettelijke rente over de billijke vergoeding wordt toegewezen vanaf twee weken na de beschikking. Verder heeft werknemer recht op een transitievergoeding van € 84,68 bruto. De wettelijke rente over de transitievergoeding wordt toegewezen vanaf een maand na het beëindigen van de arbeidsovereenkomst. RWSE wordt daarnaast veroordeeld tot de betaling van een wettelijke verhoging van € 509,96 bruto, alsmede de wettelijke rente vanaf de verschuldigdheidsdatum. Werkgever moet ook binnen twee weken na betekening van de beschikking de salarisspecificaties van werknemer verstrekken, onder verbeurte van een dwangsom van € 50 per dag, met een maximum van € 5.000. De buitengerechtelijke kosten van € 462,23 worden als onweersproken toegewezen, evenals de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 6 december 2024, de datum waarop het verzoekschrift aan RWSE is betekend. De proceskosten, begroot op € 926, komen eveneens voor rekening van RWSE.