Rechtspraak
Rechtbank Gelderland (Locatie Apeldoorn), 27 november 2013
ECLI:NL:RBGEL:2013:6485
werkgeefster/werknemer
Werknemer is sinds 2004 als begeleider in dienst van werkgeefster, een organisatie die zorg- en dienstverlening biedt aan mensen met een verstandelijke of lichamelijke beperking. In de nacht van 9 op 10 juni 2013 heeft zich een incident voorgedaan met een bewoner. Werknemer en twee collega’s hebben een bewoner tijdens een nachtdienst verplaatst, toen de bewoner op de grond in de hal lag te schreeuwen en met armen en benen zwaaide. De bewoner is daarbij in aanraking gekomen met de nylon vloerbedekking en heeft hierbij forse schaafwonden opgelopen. Werkgeefster verzoekt ontbinding van de arbeidsovereenkomst van werknemer, primair wegens een dringende reden. Aangevoerd wordt dat door toedoen van werknemer een van de cliënten letsel heeft opgelopen. Het incident wordt door werknemer gebagatelliseerd en is door hem slechts beperkt gemeld.
De kantonrechter oordeelt als volgt. Werknemer heeft verklaard dat er, gelet op de ingeschatte risico’s van het gedrag van de bewoner, geen reëel alternatief was. Werknemer geeft, zowel in de stukken als ter zitting, aan te betreuren dat het optillen en verplaatsen van de bewoner niet goed is gelukt vanwege zijn gewicht en tegenwerking, zodat zijn rug in contact is gebleven met de vloerbedekking en letsel is ontstaan. Dit was zo niet ingeschat. Werkgeefster heeft niet weersproken dat dezelfde handelingen op andere vloerbedekking waarschijnlijk niet dit letsel in deze mate zou hebben doen ontstaan en dat na dit incident gesproken wordt over vervanging van de vloerbedekking. Werknemer kan niet verweten worden dat hij, op het moment dat de bewoner zich had laten vallen op de bewuste plek, gekozen heeft voor de oplossing die, naar het zich liet aanzien, de minst kwade was. Daar komt bij dat bij werkgeefster bekend was dat bij de medewerkers sprake was van een zekere onmacht omtrent de juiste behandeling en benadering van de bewoner. Gelet op de opgestelde melding, is niet komen vast te staan dat werknemer het incident heeft willen verhullen. Werkgeefster heeft niet aannemelijk kunnen maken dat werknemer niet meer vanuit de door werkgeefster voorgestane visie zou kunnen of willen werken. Bovendien valt niet in te zien waarom een van de andere bij het incident betrokken collega’s nog wel binnen de visie van werkgeefster zou (blijven) passen en werknemer niet. Gelet op de arbeidsongeschiktheid van werknemer en de afwijzende houding van werkgeefster lijkt het aannemelijk dat, voordat van daadwerkelijke terugkeer sprake kan zijn, een traject van herstel van vertrouwen moet worden ingezet, mogelijk onder leiding van een mediator. De door werkgeefster ter zitting aangekondigde mogelijke sanctie in de vorm van een waarschuwing, zoals ook aan een collega gegeven is, past niet in dat traject. Los daarvan is voor een dergelijke waarschuwing geen grond in het gebeurde te vinden. Volgt afwijzing van het ontbindingsverzoek.