Rechtspraak
Rechtbank Noord-Nederland (Locatie Leeuwarden), 10 augustus 2016
ECLI:NL:RBNNE:2016:3692
ondernemingsraad van Caparis N.V./Caparis N.V.
Caparis is een naamloze vennootschap waarvan de aandelen in handen zijn van acht Friese gemeenten. In de statuten van Caparis is bepaald dat de vennootschap de ondernemingsraad in de gelegenheid stelt advies uit te brengen over elk door haar voorgenomen besluit tot benoeming of ontslag van een bestuurder. Begin 2016 heeft de OR negatief geadviseerd over de voorgenomen benoeming van de heer G als statutair bestuurder en algemeen directeur van Caparis. De raad van commissarissen van Caparis (hierna: RvC) is, ondanks voormeld advies van de OR, overgegaan tot benoeming G als statutair bestuurder en algemeen directeur van Caparis. In verband met diverse geschillen heeft de OR op 19 mei 2016 een persbericht uitgebracht waarin het vertrouwen in de RvC is opgezegd. Op 22 juni 2016 heeft G zich ziek gemeld. Het geschil tussen partijen betreft de vraag of Caparis heeft gehandeld in strijd met het bepaalde in artikel 30 van de WOR, nu zij is overgaan tot het belasten van L met het bestuur van Caparis zonder het advies daarover te hebben gevraagd van de OR.
Naar het oordeel van de kantonrechter dient L als bestuurder in de zin van de WOR te worden aangemerkt. L is degene die de hoogste zeggenschap uitoefent als bedoeld in artikel 1 lid 1 onderdeel e WOR. Dat de benoeming van L voortvloeit uit het bepaalde in de statuten, doet aan het vorengaande niet af. Artikel 2:134 lid 4 BW bepaalt dat de statuten van een naamloze vennootschap voorschriften bevatten omtrent de wijze waarop in het bestuur van de vennootschap voorlopig wordt voorzien in geval van ontstentenis of belet van bestuurders. In de statuten van Caparis zijn die voorschriften opgenomen in artikel 14 lid 8, namelijk de bepaling dat bij belet of ontstentenis van alle bestuurders het bestuur wordt waargenomen door de RvC, die alsdan bevoegd is één of meer personen al dan niet uit zijn midden tijdelijk met het bestuur te belasten. Dit laat naar het oordeel van de kantonrechter onverlet dat indien de RvC op basis van deze statutaire bepaling voornemens is een derde tijdelijk met het bestuur te belasten, voor die benoeming (in beginsel) advies gevraagd dient te worden aan de OR op basis van het bepaalde in artikel 30 WOR. Het betitelen van L als ‘zaakwaarnemer’, zoals Caparis heeft gedaan, doet immers aan de feitelijke invulling van de functie van bestuurder door L niet af. De door de OR verzochte verklaring voor recht dat de benoeming van L ter advisering aan de OR had moeten worden voorgelegd, wordt toegewezen.
Met betrekking tot het verzoek van de OR Caparis te gebieden de benoeming van L in te trekken, overweegt de kantonrechter als volgt. In artikel 36 lid 2 WOR is bepaald dat de ondernemingsraad en de ondernemer de kantonrechter kunnen verzoeken te bepalen dat de ondernemer, onderscheidenlijk de ondernemingsraad gevolg dient te geven aan hetgeen overigens bij of krachtens de WOR is bepaald. Deze bepaling kan niet dienen als grondslag voor hetgeen de OR verzoekt. Het ontbreken van het advies van de OR maakt niet dat Caparis bevolen kan worden de benoeming van L in te trekken. Het benoemingsbesluit als zodanig is immers niet nietig vanwege het niet inwinnen van advies van de ondernemingsraad. De kantonrechter kan op grond van artikel 36 lid 2 WOR slechts bepalen dat Caparis gevolg dient te geven aan hetgeen in de WOR is bepaald, maar een dergelijk verzoek is niet gedaan. Het verzoek van de OR om Caparis te bevelen de benoeming van L in te trekken wordt afgewezen.