Rechtspraak
Gerechtshof Den Haag (Locatie 's-Gravenhage), 23 augustus 2016
ECLI:NL:GHDHA:2016:2441
werknemer/Securelink Nederland BV
Werknemer is sinds juni 2015 werkzaam bij Securelink Nederland BV (hierna: Securelink). Omdat Securelink van mening is dat de match tussen werknemer en Securelink onvoldoende is, doet Securelink eind augustus 2015 aan werknemer een voorstel tot beëindiging van de arbeidsovereenkomst met wederzijds goedvinden. Werknemer wint juridisch advies in en accepteert het voorstel. Partijen sluiten vervolgens een vaststellingsovereenkomst. Nadat werknemer elders opnieuw juridisch advies heeft ingewonnen, ontbindt hij de vaststellingsovereenkomst door gebruik te maken van de wettelijke bedenktermijn. Werknemer heeft laten weten bereid te zijn een vaststellingsovereenkomst te sluiten in ruil voor een beëindigingsvergoeding van een jaarsalaris (€ 100.000). Securitas verzoekt de arbeidsovereenkomst te ontbinden op grond van artikel 7:699 lid 3 onderdeel h BW en/of op grond van artikel 7:699 lid 3 onderdeel g BW. De kantonrechter heeft de arbeidsovereenkomst tussen partijen per 1 februari 2016 ontbonden op de g-grond, onder toekenning van een billijke vergoeding aan werknemer ter hoogte van € 10.000. Tegen dit vonnis komt werknemer in hoger beroep.
Het hof oordeelt als volgt. De arbeidsverhouding tussen partijen is ernstig en duurzaam verstoord geraakt. Anders dan de kantonrechter overweegt, staat de relatief korte tijdspanne tussen eind augustus en begin november 2015 (indiening van het verzoekschrift) hieraan niet in de weg. Deze verstoring is met name veroorzaakt door de mededeling van Securitas op 28 augustus 2015 dat zij de arbeidsovereenkomst wenste te beëindigen en daarop vooruitlopend werknemer met onmiddellijke ingang heeft vrijgesteld van werkzaamheden. Dat er binnen het management van Securitas onvrede bestond over de werkwijze en aanpak van werknemer is gelet op de overgelegde stukken wel gebleken. Daaruit volgt ook dat werknemer wist dat zijn werkwijze niet geheel aansloot bij de door Securelink gewenste werkwijze en uit verschillende e-mails leidt het hof af dat werknemer zijn eigen koers wilde blijven varen. Maar dat de kennelijke onvrede van Securelink voldoende duidelijk aan werknemer is gecommuniceerd en aan hem voldoende gelegenheid is geboden om zijn werkwijze en aanpak bij te stellen blijkt niet uit de stukken. Dat de op non-actiefstelling en de aankondiging dat Securelink het dienstverband wenste te beëindigen voor werknemer geheel onverwacht waren, is dan ook aannemelijk. Aan de verdere verstoring heeft werknemer bijgedragen door na ontbinding van de vaststellingsovereenkomst aan te sturen op een ontslagvergoeding van 12 maanden salaris en op geen enkele wijze daadwerkelijk aanspraak te willen maken op hervatting van zijn werkzaamheden. Ook zijn hoge, leidinggevende positie is daarbij van belang. Gelet op het voorgaande, wordt geoordeeld dat de verstoring van de arbeidsverhouding tussen partijen zodanig is, dat van Securelink in redelijkheid niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. Aangezien de kantonrechter de arbeidsovereenkomst terecht heeft ontbonden, is er geen grond voor herstel noch voor het toekennen van een billijke vergoeding in plaats van herstel in de zin van artikel 7:683 lid 3 BW. Als uitgangspunt wordt genomen dat sprake is van ernstig verwijtbaar handelen van Securelink als bedoeld in artikel 7:671b lid 8 onderdeel c BW. De wijze waarop Securelink werknemer buiten de organisatie heeft geplaatst, zonder hem een reële kans te geven zich te conformeren aan de door Securelink gewenste werkwijze, kwalificeert als ernstig verwijtbaar handelen. Aan werknemer wordt een billijke vergoeding toegekend van € 30.000. Bij de bepaling van de hoogte wordt onder andere in aanmerking genomen dat werknemer geen recht heeft op een transitievergoeding vanwege zijn korte dienstverband.