Naar boven ↑

Rechtspraak

Feitelijk handelen van UWV op basis van een plan van aanpak betreft geen appellabel besluit. Bezwaarclausule in brief van UWV waarin verzoek om schade wordt afgewezen is ten onrechte opgenomen.

Op 28 maart 2013 heeft appellant een verzoek ingediend om vergoeding van schade ten gevolge van werkzaamheden die hij in het kader van re-integratie heeft moeten verrichten. Deze zouden veel te zwaar voor hem zijn geweest en hebben geleid tot ernstige schade aan zijn gezondheid. Bij brief van 24 september 2013 wijst UWV het verzoek om schade af. In de brief is een bezwaarclausule opgenomen. Appellant tekent bezwaar aan. Dit bezwaar wordt niet-ontvankelijk verklaard, aangezien het verzoek om schadevergoeding ziet op handelen van feitelijke aard. Nu er geen connexiteit bestaat met een besluit voor de beoordeling waarvan de bestuursrechter in beroep bevoegd zou zijn, staat tegen de afwijzing geen bezwaar open, aldus UWV. Het beroep bij de rechtbank slaagt niet, bij gebreke van een appellabel besluit waaruit de schade zou zijn voortgevloeid. Dat in de brief van 24 september 2013 een bezwaarclausule is opgenomen, maakt dit volgens de rechtbank niet anders, nu die clausule ten onrechte is opgenomen. In hoger beroep stelt appellant dat de brief van 24 september 2013 wel een besluit in de zin van artikel 1:3 Awb betreft. Ter onderbouwing legt appellant het plan van aanpak van UWV van 25 mei 2009 over, hetgeen een Awb-besluit zou betreffen waarmee het verzoek om schadevergoeding connexiteit zou vertonen. Door de manier waarop uitvoering aan dat plan is gegeven, zou hij schade hebben geleden.

De Raad oordeelt als volgt. Appellant heeft tegen het plan van aanpak als zodanig geen bezwaar. De schade zou volgens hem het gevolg zijn van de werkzaamheden die appellant uit hoofde van dat plan heeft moeten verrichten en moest blijven verrichten ook toen hij te kennen had gegeven dat die werkzaamheden te zwaar voor hem waren. Het – beweerdelijk – schadeveroorzakend handelen is dus, gelet op de artikelen 8:1 en 7:1, eerste lid, van de Awb, niet vatbaar voor bezwaar en vervolgens beroep bij de bestuursrechter. Daarmee is  volgens de Raad niet voldaan aan het volgens vaste rechtspraak te stellen vereiste van processuele connexiteit. Het hoger beroep slaagt niet.