Naar boven ↑

Rechtspraak

Geen medische reden op grond waarvan appellante de consequenties van haar ontslagname niet kon overzien, noch een noodzaak voor het nemen van ontslag.

In juni 2013 deelt appellante aan haar werkgeefster mee dat zij in verband met een verhuizing naar een andere woonplaats niet meer als thuishulp inzetbaar was. Hierop beëindigt werkgeefster de voorovereenkomst op 21 juni 2013 formeel, wat zij bij brief van 29 augustus 2013 aan appellante bevestigt. UWV weigert de aanvraag voor een WW-uitkering blijvend en geheel bij wijze van maatregel op grond van verwijtbare werkloosheid. De dienstbetrekking is door haar zelf dan wel op haar verzoek beëindigd zonder dat aan de voortzetting zodanige bezwaren waren verbonden dat dit redelijkerwijs niet van haar kon worden gevergd. Appellante stelt dat zij in verband met persoonlijke omstandigheden, gelegen in voortdurende psychische druk van de zijde van haar ex-echtgenoot en diens familie, genoodzaakt was haar voormalige woonplaats te verlaten. Voortzetting van het dienstverband met werkgeefster was volgens haar om die reden redelijkerwijs niet van haar te vergen.

De Centrale Raad van Beroep komt tot de volgende beoordeling. Vast staat dat louter persoonlijke omstandigheden aan de beëindiging van de dienstbetrekking door appellante ten grondslag hebben gelegen. Desgevraagd heeft appellante ter zitting verteld dat zij in 2005/2006 door haar ex-echtgenoot is mishandeld en in de periode daarna tot haar verhuizing in de zomer van 2013 voortdurend door hem en zijn familie werd lastiggevallen in de vorm van stalken, bedreigingen, scheldpartijen en dergelijke. Appellante heeft ervan afgezien om aangifte te doen bij de politie, omdat zij dat zinloos vond en omdat zij daarvoor te moe was. Hierdoor ontbreekt een nadere onderbouwing van de door appellante gestelde dringende persoonlijke omstandigheden. Dat appellante in een situatie verkeerde waarin haar geen verwijt kan worden gemaakt van de ontstane werkloosheid is niet af te leiden uit de informatie van de huisarts, noch uit het advies van Aob Compaz. Verder heeft een verzekeringsarts bezwaar en beroep van UWV geconcludeerd dat er geen medische reden was op grond waarvan appellante de consequenties van haar ontslagname niet kon overzien, noch een noodzaak bestond voor het nemen van ontslag. Niet is gebleken dat voortzetting van het dienstverband redelijkerwijs niet van appellante verlangd kon worden. Hierbij is mede in aanmerking genomen dat werkgeefster heeft verklaard dat appellante bij haar in dienst had kunnen blijven. Geconcludeerd wordt dat appellante de op haar rustende verplichting om te voorkomen verwijtbaar werkloos te worden niet heeft nageleefd. Er is geen aanleiding voor het oordeel dat appellante geen of niet in overwegende mate een verwijt kan worden gemaakt van het niet nakomen van die verplichting.