Rechtspraak
Appellant meldt zich vanuit een WW-situatie op 27 juni 2012 ziek. Aan de ziekmelding liggen klachten van slecht slapen, sufheid door medicatie, hoofdpijn en agressieproblemen ten grondslag. Op 15 augustus 2012 wordt de ZW-uitkering beƫindigd, omdat appellant geschikt wordt geacht voor zijn arbeid. Het bezwaar van appellant wordt op 25 oktober 2012 ongegrond verklaard, waarbij het onderzoek van de verzekeringsarts van 18 oktober 2012 in acht is genomen. Dit onderzoek meldt dat appellant last heeft van snurken, daarvoor bij de huisarts is geweest en naar een neuroloog wordt verwezen. Appellant gaat tegen dit besluit niet in beroep. Op 6 mei 2013 meldt appellant zich opnieuw ziek. Volgens de ingeschakelde hulpverlener van appellant is tijdens de verzekeringsgeneeskundige onderzoeken in 2012 niet de juiste medische informatie verstrekt en is appellant sinds 15 augustus 2012 ernstig ziek vanwege ernstige slaapapneu, hartklachten en psychische klachten. De ziekmelding van 6 mei 2013 wordt opgevat als een herziening van het besluit van 25 oktober 2012. UWV oordeelt dat appellant geen recht heeft op een ZW-uitkering, omdat geen sprake is van nieuwe feiten/klachten. Het bezwaar en beroep van appellant worden ongegrond verklaard. In hoger beroep stelt appellant dat het slaapapneusyndroom een nieuw feit is, nu deze diagnose niet bekend was in 2012.
De Centrale Raad van Beroep oordeelt als volgt. Dat appellant slaapklachten had, zich moe en suf voelde, was vanaf zijn ziekmelding op 27 juni 2012 bij UWV bekend. Het feit dat hij last had van snurken, daarvoor bij de huisarts is geweest en naar een neuroloog werd verwezen, is tevens meegewogen bij het besluit van 25 oktober 2012. Het gaat bij de beoordeling of een verzekerde recht heeft op ziekengeld om de uit de ziekte voortvloeiende arbeidsbeperkingen, waarbij aan de diagnose een ondergeschikte betekenis toekomt. Een andere diagnostische interpretatie van reeds bekende feiten en omstandigheden is niet aan te merken als een nieuw feit of een veranderde omstandigheid. Dat appellant kennelijk pas later bekend is geworden met de diagnose slaapapneusyndroom betekent niet dat de verzekeringsartsen de slaapklachten van appellant buiten de beoordeling van de arbeidsbeperking hebben gelaten. De door de neuroloog aan de slaapklachten verbonden diagnose is dus geen nieuw feit. In hoger beroep heeft appellant nog gesteld dat uit een recent rapport blijkt dat de diagnose depressieve stoornis is gesteld. Volgens vaste rechtspraak kan met nieuwe feiten die pas in de fase van beroep of hoger beroep naar voren worden gebracht geen rekening worden gehouden. De Raad bevestigt de aangevallen uitspraak.