Appellante meldt zich met ingang van 2 september 2013 ziek met psychische klachten. Zij verzoekt UWV aan haar een ZW-uitkering toe te kennen. Bij haar schriftelijke ziekmelding legt zij een ongedateerde uitzendovereenkomst fase 2 over. Bij brief van 26 september 2013 verzoekt UWV appellante om ontbrekende informatie, waaronder een kopie van de ontslagvergunning. Appellante laat weten dat zij geen ontslag heeft gekregen, maar dat zij ziek is, welke informatie UWV op 1 oktober 2013 ontvangt. Bij besluit van 8 oktober 2013 ontzegt UWV appellante een ZW-uitkering in verband met het bestaan van een loondoorbetalingsverplichting van haar werkgever. Op 29 oktober 2013 deelt een schoondochter van appellante aan UWV mede dat er een brief einde dienstverband is binnengekomen. Appellante legt op 29 oktober 2013 een brief over van 31 augustus 2013 waarin wordt bevestigd dat de arbeidsovereenkomst met ingang van 1 september 2013 met wederzijds goedvinden wordt beëindigd. Het bezwaar en beroep van appellante worden ongegrond verklaard. Daarbij baseert UWV zich onder meer op de Suwinet-gegevens waaruit zou blijken dat appellante ten tijde van de ziekmelding werkzaam was in fase 3. Op grond van de geldende cao was daarom sprake van een loondoorbetalingsverplichting van de werkgever.

De Centrale Raad van Beroep oordeelt als volgt. De gegevens die door UWV worden verwerkt, worden door UWV niet verkregen van de uitkeringsgerechtigden, voor zover zij verkregen kunnen worden uit de polisadministratie, de verzekerdenadministratie en de basisregistratie personen, tenzij hierdoor een goede vervulling van de taak van UWV wordt belet of bij wettelijk voorschrift anders is bepaald. Uit vaste rechtspraak van de Raad volgt dat UWV mag uitgaan van de gegevens uit de polisadministratie, tenzij wordt aangetoond dat deze gegevens onjuist zijn. UWV heeft zijn standpunt dat appellante ten tijde van haar ziekmelding werkzaam was in fase 3 en dat zij als gevolg daarvan bij ziekte recht had op loondoorbetaling van haar werkgever gebaseerd op de gegevens uit de polisadministratie (Suwinet). Appellante heeft niet aangetoond dat deze gegevens onjuist zijn. Dat betekent dat er voor de werkgever van appellante een loondoorbetalingsverplichting gold. Met de rechtbank oordeelt de Raad dat het ervoor gehouden moet worden dat de beëindigingsovereenkomst achteraf is opgesteld, gezien de verklaring van appellante dat zij niet was ontslagen en het feit dat de beëindigingsovereenkomst op een later moment is overgelegd. Aan de beëindigingsovereenkomst wordt daarom geen betekenis toegekend. De Raad bevestigt de aangevallen uitspraak.