Naar boven ↑

Rechtspraak

Niet voldaan aan referte-eis. Geen sprake van een ‘in de plaats gekomen dienstverband’ ex artikel 17a lid 2 WW, zodat dit dienstverband niet meetelt in de beoordeling of voldaan is aan de referte-eis.

Appellante treedt op 1 juli 2006 in dienst van Stichting 1 in de functie van zorgverlener. Daarnaast sluit zij op 23 december 2010 een arbeidsovereenkomst met Stichting 2 voor de periode van 1 december 2010 tot en met 30 november 2011. Per 1 december 2011 wordt de arbeidsovereenkomst met Stichting 2 voor onbepaalde tijd verlengd. Op 1 juni 2012 is appellante op basis van een zogenoemd persoonsgebonden budget als zorgverlener in dienst getreden van X op basis van een arbeidsovereenkomst tot en met 19 augustus 2015. Bij beschikking van 30 januari 2013 ontbindt de kantonrechter van de Rechtbank Oost-Nederland deze arbeidsovereenkomst met ingang van 1 maart 2013. Appellante vraagt op 17 februari 2013 een WW-uitkering aan. Bij besluit van 20 maart 2013 weigert UWV appellante per 1 maart 2013 een WW-uitkering. Daartoe overweegt UWV dat appellante niet voldoet aan de referte-eis. Zij heeft immers 14 kalenderweken gewerkt voor X. De gewerkte weken bij Stichting 2 en Stichting 1 zijn buiten beschouwing gelaten, omdat dit nevendienstverbanden zijn. De rechtbank verklaart het beroep van appellante tegen het bestreden besluit ongegrond. In hoger beroep voert appellante aan dat het dienstverband bij X in de plaats is gekomen voor de uren die zij voorheen bij Stichting 2 werkte. Ter zitting stelt appellante dat de overlapping van de dienstverbanden van Stichting 2 en X na de maanden juni en juli 2012 slechts drie werkdagen in augustus en september 2012 betrof. Deze overschrijding van de tweemaandentermijn is zo gering dat het dienstverband met X op grond van het Besluit opvolgende dienstbetrekkingen volgens appellante in de plaats is gekomen van het dienstverband met Stichting 2.

De Raad oordeelt als volgt. In artikel 1 van het Besluit opvolgende dienstbetrekkingen is bepaald dat ter zake van de toepassing van artikel 17a lid 2 WW een beleid wordt gevoerd als bepaald in de bijlage van dit besluit. In de bijlage is bepaald dat dienstbetrekkingen die elkaar tijdelijk overlappen als elkaar opvolgende dienstbetrekkingen kunnen worden gezien met dien verstande dat een overlap maximaal twee maanden mag duren. Appellante heeft van 7 september 2012 tot en met 28 februari 2013 wegens ziekte niet gewerkt. Gelet hierop loopt de referteperiode van 26 december 2011 tot en met 31 augustus 2012. Niet in geschil is dat appellante in deze periode in 14 kalenderweken voor X heeft gewerkt. Ook is niet in geschil dat indien de in de referteperiode vóór 1 juni 2012 bij Stichting 2 gewerkte uren worden meegeteld, appellante in meer dan 26 kalenderweken heeft gewerkt. Ter beoordeling staat dan ook of de dienstbetrekking van appellante met Stichting 2 moet worden aangemerkt als een dienstbetrekking waarvoor de dienstbetrekking met X in de plaats is gekomen, zodat de bij Stichting 2 gewerkte uren met toepassing van artikel 17a lid 2 WW moeten worden meegeteld bij de beoordeling of is voldaan aan de referte-eis van artikel 17 WW. De dienstbetrekkingen van appellante en X hebben langer dan twee maanden naast elkaar bestaan. De arbeidsovereenkomst met Stichting 2 is niet beëindigd toen appellante op 1 juni 2012 in dienst trad bij X. Hieraan doet niet af dat appellante, naar zij heeft gesteld, aanvankelijk de bedoeling had de uren bij X in de plaats te laten komen van het werk bij Stichting 2 en alleen nog de al ingeroosterde diensten bij Stichting 2 af te maken. Dit neemt immers niet weg dat appellante met Stichting 2 een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd had en dat deze door haar noch door Stichting 2 is opgezegd. Het voortduren van deze arbeidsovereenkomst wordt voorts bevestigd door het feit dat appellante vanaf april 2013 weer feitelijk is gaan werken voor Stichting 2. Hieruit volgt dat de dienstbetrekking met X niet in de plaats is gekomen van de dienstbetrekking met Stichting 2, zodat de vóór 1 juni 2012 bij Stichting 2 gewerkte uren niet worden meegeteld bij de beoordeling of is voldaan aan de referte-eis. Appellante heeft daarvan uitgaande 14 kalenderweken voor X gewerkt en dus niet aan de referte-eis voldaan, zodat zij terecht niet in aanmerking is gebracht voor een WW-uitkering.