Rechtspraak
Appellant verricht naast zijn WAO-uitkering werkzaamheden als zelfstandige in een eigen klusbedrijf. De winst uit eigen onderneming wordt op grond van artikel 44 WAO enkele jaren verrekend met de WAO-uitkering. Naar aanleiding van de definitieve aanslag van de Belastingdienst over de jaren 2011 en 2012 deelt UWV bij besluit van 22 april 2014 aan appellant mee dat de WAO-uitkering op grond van artikel 44 WAO niet langer wordt uitbetaald naar de klasse 80 tot 100 procent maar naar de klasse 65 tot 80 procent. Het bezwaar en beroep tegen dit besluit worden ongegrond verklaard. In hoger beroep herhaalt appellant dat UWV niet naar het gehele belastbare inkomen dient te kijken maar naar de daarvan deel uitmakende inkomsten die rechtstreeks met arbeid zijn verworven. Appellant is in het bijzonder van mening dat met de fiscale bijtelling van 25 procent over de aankoopwaarde van zijn bedrijfsbus bij de vaststelling van het inkomen geen rekening dient te worden gehouden, aangezien die bijstelling niet – voldoende rechtstreeks – in verband kan worden gebracht met door hem verrichte arbeid.
De Centrale Raad van Beroep onderschrijft het oordeel van de rechtbank dat volgens vaste rechtspraak de fiscaal verantwoorde en vastgestelde (netto)winst van een zelfstandige, behoudens bijzondere gevallen, dient te worden aangemerkt als inkomsten uit arbeid in de zin van artikel 44 van de WAO. Overeenkomstig de door appellant gemaakte fiscale keuze over de jaren 2011 en 2012 maakt de bijtelling van 25 procent over de aankoopwaarde van de bedrijfsbus dan ook onderdeel uit van de in aanmerking te nemen winst uit onderneming. Van bijzondere omstandigheden om van dit uitgangspunt af te wijken is geen sprake.