Naar boven ↑

Rechtspraak

Het besluit van UWV om met terugwerkende kracht geen inkomstenverrekening meer toe te passen is in strijd met het rechtszekerheidsbeginsel.

Appellante werkt in twee dienstbetrekkingen bij een universiteit: in functie X voor 24 uur per week en in functie Y voor 12 uur per week. Per 1 september 2011 wordt de dienstbetrekking inzake functie Y beëindigd. Vanaf diezelfde datum ontvangt appellante een (gedeeltelijke) WW-uitkering. Met ingang van 1 september 2012 gaat appellante een nieuwe dienstbetrekking aan met dezelfde universiteit, in functie Z voor 8 uur per week. Bij besluit van 27 september 2012 wordt de WW-uitkering van appellante per 3 september 2012 beëindigd, omdat zij sinds 1 september 2012 (weer) in een tweede dienstbetrekking bij de universiteit werkt. Appellante heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt. UWV verklaart het bezwaar gegrond en besluit op 19 februari 2013 bij beslissing op bezwaar dat de WW-uitkering ten onrechte per 3 september 2012 is beëindigd en dat appellante alsnog per 3 september 2012 in aanmerking komt voor de inkomstenverrekening zoals geregeld in (het reeds vervallen) artikel 35aa lid 1 WW (beslissing op bezwaar I). Bij besluit van 27 augustus 2013 (beslissing op bezwaar II) komt UWV daarvan terug en wordt de WW-uitkering alsnog beëindigd per 3 september 2012, omdat er op 1 september 2012 geen sprake is geweest van een relevant arbeidsurenverlies. In verband met de rechtszekerheid heeft UWV de inkomstenverrekening wel toegepast over de periode van 3 september 2012 tot en met 24 februari 2013. Appellante stelt beroep in tegen het besluit van UWV, hetgeen ongegrond wordt verklaard.

De Centrale Raad van Beroep oordeelt als volgt. In geschil is of er per 1 september 2012 sprake was van een volledig verlies van arbeidsuren. De rechtbank heeft terecht overwogen dat, ingeval van twee dienstbetrekkingen, bij de vaststelling of er sprake is van verlies van arbeidsuren de omvang van het aantal arbeidsuren in beide dienstbetrekkingen in aanmerking moet worden genomen. Dit betekent dat er per 1 september 2012 geen sprake was van een volledig arbeidsurenverlies, aangezien appellante op dat moment nog voor 24 uur per week werkzaam was in functie X. Aan de voorwaarden voor toepassing van de in het inmiddels vervallen artikel 35aa lid 1 WW genoemde inkomstenverrekening was hierdoor niet voldaan. Ook heeft UWV terecht vastgesteld dat er per 1 september 2012 geen sprake meer was van een relevant arbeidsurenverlies en dat appellante daarom per 1 september 2012 niet meer werkloos was. Per 1 september 2012 werkte appellante 32 uur per week in functie X en in functie Z, zodat er een arbeidsurenverlies resteert van vier uur per week. Ingevolge artikel 16 lid a aanhef en onder a WW is appellante dan niet meer werkloos. UWV heeft zodoende terecht per 3 september de WW-uitkering van appellante beëindigd en geconcludeerd dat appellante per diezelfde datum niet voldeed aan de voorwaarden voor toepassing van inkomstenverrekening.

UWV heeft de inkomstenverrekening nog toegepast tot en met 24 februari 2013. Gelet op het beroep van appellante op het rechtszekerheidsbeginsel, dient beoordeeld te worden of UWV bij beslissing op bezwaar II heeft mogen besluiten dat met terugwerkende kracht per 25 februari 2013 geen toepassing meer zal worden gegeven aan de inkomstenverrekening. Daartoe is van belang of het appellante ten tijde van beslissing op bezwaar I of op enig moment daarna redelijkerwijs duidelijk kon zijn dat zij geen recht had op toepassing van de inkomstenverrekening. Geoordeeld wordt dat dit voor appellante niet eerder dan bij beslissing op bezwaar II redelijkerwijs duidelijk kon zijn. Daarbij is in aanmerking genomen dat het kennelijk ook voor UWV niet eerder duidelijk was dan ten tijde van beslissing op bezwaar II dat appellante geen recht had op inkomstenverrekening en dat het recht op WW-uitkering had moeten worden beëindigd. Niet valt in te zien waarom de terugwerkende kracht niet is beperkt tot de datum van beslissing op bezwaar II, te weten 27 augustus 2013. Het besluit van UWV om met terugwerkende kracht vanaf 25 februari 2013 geen inkomstenverrekening meer toe te passen, in strijd is met het rechtzekerheidsbeginsel. Het bestreden besluit en de aangevallen uitspraak kunnen niet in stand blijven. Nu appellante heeft aangegeven dat een intrekking van de WW-uitkering met ingang van 27 augustus 2013 in haar ogen aanvaardbaar is, wordt aan UWV opdracht gegeven om een nieuw besluit te nemen op het bezwaar van appellante, waarbij de inkomstenverrekening wordt toegepast over de periode van 3 september 2012 tot 27 augustus 2013. Met het oog op een voortvarende afwikkeling, ook ten aanzien van het nog te betalen bedrag vanwege de inkomstenverrekening, is er aanleiding om met toepassing van artikel 8:113 lid 2 Awb te bepalen dat beroep tegen het nieuwe besluit slechts kan worden ingesteld bij de Raad.