Naar boven ↑

Rechtspraak

De medische belastbaarheid van appellante is na een zorgvuldig medisch onderzoek komen vast te staan. De stukken in hoger beroep ingebracht leiden niet tot een ander oordeel over de belastbaarheid van appellante. De privésituatie van appellante is invoelbaar, maar leidt niet tot ongeschiktheid voor haar arbeid.

Appellante was werkzaam als schoonmaakster, toen zij zich met ingang van 19 september 2013, aansluitend op haar bevallingsverlof op grond van de Wet Arbeid en Zorg, ziek heeft gemeld vanwege spanningsklachten en galbaasproblemen. Laatstelijk op 22 januari 2014 heeft appellante het spreekuur van de verzekeringsarts bezocht. Deze arts heeft geoordeeld dat appellante per 29 januari 2014 (weer) in staat is tot het verrichten van haar arbeid. UWV heeft vastgesteld dat appellante vanaf dat moment geen recht meer heeft op een ZW-uitkering. Appellante heeft hiertegen bezwaar gemaakt, dit is door UWV ongegrond verklaard. Appellante heeft hierna beroep ingesteld. De rechtbank heeft het beroep afgewezen en hierbij overwogen dat het medisch onderzoek op zorgvuldige wijze is verricht, onder andere omdat alle naar voren gebrachte klachten, de onderzoeksbevindingen en de in het dossier aanwezige informatie van de behandelend sector op een deugdelijke en kenbare wijze betrokken zijn bij de medische beoordeling. Daarnaast is niet gebleken dat de verzekeringsarts aspecten van de gezondheidstoestand heeft gemist. Appellante heeft haar standpunt dat zij lichamelijk en geestelijk niet in staat is – naast haar werk voor een huisarts – 25 uur per week als schoonmaakster te werken, niet nader onderbouwd met medische gegevens.  Noch de door appellante ingebrachte informatie van haar huisarts, noch de brief van haar werkgever (ook een huisarts), bieden die onderbouwing. De privésituatie van appellante is door de rechtbank in navolging van de verzekeringsarts invoelbaar genoemd, maar dit maakt naar het oordeel van de rechtbank niet dat appellante medisch gezien niet in staat kon worden geacht haar arbeid te verrichten. In hoger beroep heeft appellante de gronden uit bezwaar en beroep herhaald. Daarnaast heeft appellante aangevoerd dat haar privésituatie zeer belastend was. Hierbij heeft ze een brief van haar begeleidster van Humanitas en een huisartsenjournaal overgelegd.

De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat de rechtbank de gronden van beroep afdoende heeft besproken en met juistheid heeft besproken dat de gronden niet slagen. Het medisch onderzoek is toereikend en voldoende zorgvuldig geweest. Er zijn in hoger beroep geen medische gegevens ingebracht die moeten leiden tot een ander oordeel over de medische belastbaarheid van appellante.