Rechtspraak
Werkneemster werkt sinds 16 maart 2005 bij appellant in de functie van hoofdverkoopster voor 40 uur per week. Op 16 april 2006 valt zij uit met, wat later bleek te zijn, acute leukemie. Na intensieve behandeling hervat werkneemster in juni 2007 gedeeltelijk bij appellant in haar eigen functie. De arbeidsomvang wordt geleidelijk opgebouwd en vanaf eind februari 2008 verricht werkneemster haar werkzaamheden feitelijk volledig. Dit blijkt ook uit correspondentie met de bedrijfsarts. Bij formulier ‘Hersteldmelding’, getekend door werkneemster op 5 juni 2008, is bij de datum van volledig herstel 1 juni 2008 opgenomen. Per 1 augustus 2008 neemt werkneemster ontslag bij appellant en treedt zij in dienst bij een andere werkgever.
Op 28 april 2009 vraagt werkneemster een uitkering op grond van de Wet WIA aan. Naar aanleiding van deze aanvraag heeft medisch en arbeidskundig onderzoek plaatsgevonden. Onder meer onder verwijzing naar behandelend internist-hematoloog C. Huisman, die in haar brief van 8 april 2009, opgesteld ten behoeve van de WIA-aanvraag, te kennen heeft gegeven dat na een intensief behandeltraject zoals werkneemster heeft ondergaan, het zeer gebruikelijk is dat patiënten last blijven houden van chronische vermoeidheid, heeft de verzekeringsarts geconcludeerd dat werkneemster vanaf het begin van de ziekte en de behandeling energetisch beperkt is en dat zij slechts voor een beperkt aantal uren inzetbaar is. Bij besluit van 29 oktober 2009 stelt UWV vast dat voor werkneemster, met ingang van 1 augustus 2008 op grond van artikel 54 Wet WIA recht is ontstaan op een WGA-uitkering. Appellant bestrijdt in bezwaar en beroep dat de wachttijd is vervuld en legt aan dit betoog ten grondslag dat werkneemster vanaf februari 2008 tot aan het einde van het dienstverband volledig heeft hervat in haar eigen werk. Het bezwaar en beroep worden ongegrond verklaard.
De Centrale Raad van Beroep oordeelt als volgt. Zoals de rechtbank terecht heeft overwogen is vaste rechtspraak van de Raad (zie onder meer de uitspraak van 1 mei 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:1878) dat de beantwoording van de vraag of de wachttijd is vervuld een zelfstandige beoordeling vereist op basis van alle beschikbare gegevens van medische en andere aard, waarbij eventuele eerdere hersteldverklaringen, die hebben plaatsgevonden tijdens de wachttijd, betrokken (kunnen) worden. De Raad volgt appellant in het betoog dat werkneemster de wachttijd van 104 weken niet heeft volgemaakt. Uit de correspondentie van de bedrijfsarts blijkt dat werkneemster haar eigen werkzaamheden vanaf februari 2008 weer volledig heeft verricht, zodat werkneemster vanaf dat moment niet langer als arbeidsongeschikt is te beschouwen. Appellant heeft ter zitting toegelicht dat de bedrijfsarts op 1 juni 2008 het dossier heeft afgesloten en dat op grond hiervan op de door werkneemster getekende hersteldmelding de datum 1 juni 2008 is vermeld. Nu uit het dossier volgt dat werkneemster vanaf eind februari 2008 haar eigen werkzaamheden volledig heeft hervat, komt aan de datum die is vermeld op de hersteldmelding geen doorslaggevende betekenis toe. Het standpunt van UWV, dat erop neerkomt dat de re-integratie van werkneemster in haar eigen werk boven haar krachten en bekwaamheden heeft plaatsgevonden en dat haar ontslagname eveneens hierdoor is ingegeven, is gebaseerd op de verklaring van werkneemster en algemene informatie van de behandelend specialist. In het dossier zijn geen objectieve gegevens voorhanden die deze verklaring van de werkneemster ondersteunen. Het dossier bevat geen ziekmeldingen van na de volledige werkhervatting in februari 2008, noch blijkt uit enig gedingstuk dat de beëindiging van het dienstverband gerelateerd is geweest aan een arbeidsconflict. Het vorenstaande leidt tot de conclusie dat de aangevallen uitspraak moet worden vernietigd. Artikel 117 lid 1 Wet WIA staat eraan in de weg dat als gevolg van het beroep van appellant de uitkering van werkneemster met terugwerkende kracht tot 1 augustus 2008 wordt ingetrokken. De Raad kan niet zelf voorzien door het besluit van 29 oktober 2009 te herroepen. UWV zal worden opgedragen opnieuw te beslissen op het bezwaar van appellant met inachtneming van wat in deze uitspraak is overwogen.