Naar boven ↑

Rechtspraak

Appellante voldoet niet aan de verplichting op grond van artikel 25 WW door werkhervatting te melden bij de sociale dienst van de gemeente in het kader van een aanvullende bijstandsuitkering in plaats van bij UWV. Het gemitigeerde boetebeleid voor de groep van zogenoemde zelfmelders is niet van toepassing.

UWV brengt appellant met ingang van 6 mei 2013 in aanmerking voor een WW-uitkering tot en met 5 augustus 2013. Uit controle blijkt dat appellant van 10 juni 2013 tot en met 4 augustus 2013 werkzaamheden heeft verricht. UWV deelt appellant in deze brief mee dat indien de verkregen gegevens juist zijn, zij voornemens is de te veel betaalde WW-uitkering ten bedrage van € 1.541,10 van appellant terug te vorderen en een boete op te leggen van € 1.541,10. Appellant reageert telefonisch hierop op 7, 12 en 18 maart 2014. Bij besluit van 27 maart 2014 heeft UWV de uitkering herzien en het te veel betaalde teruggevorderd. UWV legt appellant eveneens een boete op van € 1.541,10. Aan dat besluit is ten grondslag gelegd dat appellant de werkzaamheden niet aan UWV heeft gemeld en dat dit hem volledig te verwijten is. Appellant stelt bezwaar en beroep in tegen het besluit waarin de boete is opgelegd. Het bezwaar wordt ongegrond verklaard. De rechtbank verklaart het beroep van appellant gegrond, vernietigt het besluit, herroept het boetebesluit van 27 maart 2014, bepaalt de boete op € 770 en bepaalt dat de uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde bestreden besluit. Naar aanleiding van de uitspraak van de Raad van 24 november 2014 (ECLI:NL:CRVB:2014:3754) heeft UWV de boete nader bepaald op € 390. Desgevraagd heeft appellant de Raad meegedeeld dat hij blijft bij zijn primaire standpunt dat de boete moet worden bepaald op het minimumbedrag.

De Centrale Raad van Beroep oordeelt als volgt. Voor een weergave van de relevante wetgeving en de uitgangspunten bij de beoordeling van een bestuurlijke boete wordt verwezen naar de overwegingen 5.4, 5.6 en 7.1 tot en met 7.9 van de uitspraak van de Raad van 24 november 2014 (ECLI:NL:CRVB:2014:3754). Daaraan wordt voor deze zaak toegevoegd dat UWV na die uitspraak zijn boetebeleid heeft gemitigeerd voor de groep van zogenoemde zelfmelders. Daarmee worden bedoeld degenen die niet onverwijld (langer dan zeven dagen na aanvang van de werkhervatting) zelf hun werkhervatting hebben gemeld aan UWV. Voor die groep neemt UWV verminderde verwijtbaarheid aan met als richtsnoer een boete van 12,5% van het benadelingsbedrag in gevallen dat binnen een jaar na aanvang van de overtreding uit eigen beweging de werkhervatting is gemeld en van maximaal € 40 indien de melding binnen zes weken na aanvang van de overtreding heeft plaatsgevonden. Appellant heeft betoogd dat het melden van zijn werkzaamheden bij de sociale dienst van de gemeente Den Helder gelijk moet worden gesteld met de in artikel 2a lid 2, aanhef en onder c, van het Boetebesluit beschreven situatie dat de betrokkene uit eigen beweging alsnog de juiste inlichtingen verstrekt. Dit betoog wordt niet gevolgd. Artikel 25 WW verplicht de werknemer ertoe om aan UWV alle feiten en omstandigheden mede te delen, waarvan het hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat zij van invloed kunnen zijn op het recht op uitkering, het geldend maken van het recht op uitkering, de hoogte of de duur van de uitkering of op het bedrag van de uitkering dat aan de werknemer wordt betaald. Werkhervatting behoort ontegenzeggelijk tot deze feiten en omstandigheden. De verplichting dit aan UWV te melden wordt niet weggenomen door het feit dat appellant in de in geding zijnde periode tevens een aanvullende bijstandsuitkering van de gemeente Den Helder ontving en de werkhervatting ook aan de gemeente dient te melden hetgeen appellant blijkbaar ook heeft gedaan.

UWV heeft de boete nader vastgesteld op € 390, zijnde 25% van het benadelingsbedrag, afgerond naar boven op een veelvoud van € 10. De overtreding is verminderd verwijtbaar geacht, nu het een eerste overtreding betreft, appellant vanuit een vorm van onachtzaamheid heeft gehandeld en hij de werkzaamheden in elk geval deels heeft gemeld bij de sociale dienst van de gemeente Den Helder. Ter zitting heeft UWV toegelicht dat sprake is van een samenloop van omstandigheden die elk op zich niet, maar in onderlinge samenhang beschouwd wel leiden tot verminderde verwijtbaarheid en heeft gesteld dat zo is aangesloten bij artikel 4 van de Beleidsregel boete werknemer 2013. Er is, gelet op de feiten en omstandigheden, geen aanleiding om een lagere boete op te leggen. De opgelegde boete is hier passend en geboden.