Naar boven ↑

Rechtspraak

UWV heeft terecht de aanvraag voor een WW-uitkering van appellant afgewezen, omdat appellant wegens zijn dienstverband op het eiland Man aldaar recht had op een WW-uitkering en niet voldoet aan de voorwaarden voor een WW-uitkering in Nederland.

Appellant werkt sinds 1 augustus 2006 bij werkgever Y. Wegens een verplaatsing van de activiteiten van de onderneming van werkgever Y naar de Verenigde Staten wordt het dienstverband van appellant per 31 juli 2010 beëindigd. Naar eigen zeggen is appellant direct aansluitend daarop in dienst getreden bij werkgever X, gevestigd op het eiland Man (dit eiland bevindt zich in de Ierse Zee en is noch onderdeel van het Verenigd Koninkrijk noch van de Europese Unie). Appellant heeft voor werkgever X gewerkt op het eiland Man en was aldaar ook verzekerd voor de sociale verzekeringen. Het dienstverband van appellant bij werkgever X is per 1 oktober 2013 beëindigd. Op 1 november 2013 vraagt appellant een WW-uitkering aan bij UWV. Volgens UWV is appellant geen werknemer in de zin van de Werkloosheidswet (WW), omdat hij laatstelijk werkzaam is geweest en zodoende geen aanspraak kan maken op een Nederlandse werkloosheidsuitkering. Appellant maakt hiertegen bezwaar en beroept zich daarbij op artikel 17 van het Verdrag inzake sociale zekerheid tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland (hierna: het Verdrag), hetgeen ongegrond wordt verklaard. Volgens UWV is het Verdrag namelijk niet op de situatie van appellant van toepassing. Vervolgens gaat appellant in beroep, maar ook de rechtbank verklaart het beroep van appellant ongegrond. Uit artikel 17 lid 2 van het Verdrag volgt volgens de rechtbank dat wanneer een persoon sinds zijn aankomst in Nederland een tijdvak van premiebetaling heeft vervuld krachtens de Nederlandse wetgeving en vervolgens een WW-uitkering aanvraagt, de tijdvakken waarin arbeid is verricht in het andere verdragsland meetellen bij de beoordeling van de krachtens de WW geldende eisen met betrekking tot de referteperiode. Nu appellant na afloop van zijn dienstverband met werkgever X in Nederland niet verzekerd is geweest voor de WW kan het beroep op artikel 17 lid 2 van het Verdrag niet slagen. Artikel 17 lid 2 van het Verdrag levert geen zelfstandige grondslag voor het aannemen van verzekering in de zin van de WW. Appellant voert in hoger beroep onder verwijzing naar de memorie van toelichting bij artikel 3 WW en artikel 3a WW onder meer aan dat er voldoende aanknopingspunten zijn voor de stelling dat de wetgever bedoeld heeft ook hem onder het toepassingsbereik van de WW te laten vallen.

De Centrale Raad van Beroep oordeelt als volgt. Artikel 17 van het Verdrag biedt geen zelfstandige grondslag voor een verzekering op grond van de WW en voorziet alleen in een gelijkstelling van verzekerde tijdvakken met betrekking tot de referteperiode als de betrokkene voldoet aan de voorwaarde dat hij sinds zijn aankomst op het grondgebied van die verdragspartij een tijdvak van premie of bijdrage krachtens de wetgeving van die partij heeft verricht. Aan deze voorwaarde voldoet appellant niet. Nu geen sprake is van een verzekering voortvloeiend uit het Verdrag, kan appellant ook niet op grond van artikel 3a, onder a, van de WW als werknemer in de zin van die wet worden beschouwd. Verder is namens appellant verwezen naar de memorie van toelichting bij artikel 3 van de WW. In artikel 3 van de WW en in het op dit artikel gebaseerde Besluit uitbreiding en beperking kring verzekerden werknemersverzekeringen 1990, is voorzien in de uitbreiding van de verzekering voor – onder meer – de WW voor bepaalde nader en limitatief omschreven groepen personen. Tot die groepen personen behoort appellant echter niet. Voorts is niet voorzien in enige bevoegdheid voor UWV om af te wijken van deze bepalingen. Dit betekent dat appellant geen recht heeft op een Nederlandse werkloosheidsuitkering terzake van de op 1 oktober 2013 ingetreden werkloosheid. Appellant was tot 1 oktober 2013 verzekerd op het eiland Man voor de gevolgen van werkloosheid en had daar na het intreden van de werkloosheid recht op een werkloosheidsuitkering. Het hoger beroep slaagt niet en de aangevallen uitspraak wordt bevestigd.