Rechtspraak
Appellante ontvangt sinds 10 april 2012 een WW-uitkering. Naar aanleiding van op 29 oktober 2013 en 6 december 2013 ontvangen anonieme tips dat appellante vanaf half januari 2013 drie dagen per week zwart huishoudelijk werk zou verrichten bij drie particulieren, verricht UWV onderzoek naar de rechtmatigheid van de aan appellante verstrekte uitkering. De resultaten van het onderzoek leiden ertoe dat UWV bij besluit van 14 maart 2014 (besluit 1) de WW-uitkering van appellante met ingang van 14 januari 2013 heeft herzien met elf uur per week. UWV vordert onverschuldigd betaalde WW-uitkering terug en legt aan appellante een boete op in verband met schending van de inlichtingenplicht. Het bezwaar en beroep worden ongegrond verklaard. Appellante heeft in hoger beroep betoogd dat niet vaststaat dat zij werkzaamheden heeft verricht noch dat deze hebben plaatsgevonden tijdens de aangegeven periode en in deze omvang.
De Centrale Raad van Beroep oordeelt als volgt. Vooropgesteld wordt dat het bij een besluit tot herziening van uitkeringen als hier aan de orde gaat om een belastend besluit waarbij het aan het bestuursorgaan is om de nodige kennis omtrent de relevante feiten en omstandigheden te vergaren en daarmee te onderbouwen dat geen of minder recht op uitkering heeft bestaan. Uit de verklaringen kan worden afgeleid dat appellante wekelijks gedurende elf uur aanwezig was bij de genoemde personen. Dit wordt ook niet betwist door appellante. Dat appellante gedurende deze elf uur per week ook (op geld waardeerbare) werkzaamheden heeft verricht kan uit deze, elkaar ondersteunende, verklaringen evenwel niet worden afgeleid. Het enkele feit dat sprake is van wekelijkse bezoeken en het af en toe verrichten van enkele huishoudelijke klussen is daartoe onvoldoende. Bij het ontbreken van andere onderzoeksresultaten die het standpunt van UWV zouden kunnen ondersteunen, moet de conclusie zijn dat de onderzoeksbevindingen onvoldoende feitelijke grondslag bieden voor het standpunt van UWV dat appellante vanaf 14 januari 2013 elf uur per week huishoudelijke werkzaamheden verrichtte bij de genoemde personen. UWV heeft dan ook niet aannemelijk gemaakt dat appellante elf uur per week werkzaamheden verrichtte en, door geen opgave te doen van deze elf uren, haar inlichtingenverplichting heeft geschonden. De herziening en terugvordering berusten niet op een deugdelijke feitelijke grondslag en wegens strijd met artikel 7:12 lid 1 Algemene wet bestuursrecht kan het besluit tot herziening en terugvordering niet in stand kan blijven. UWV heeft ook niet aannemelijk gemaakt dat appellante haar inlichtingenverplichting heeft geschonden. Daaruit vloeit voort dat UWV niet bevoegd was appellante op grond van artikel 27a WW een boete op te leggen.