Naar boven ↑

Rechtspraak

Vereiste voor een veroordeling tot schadevergoeding van UWV is dat de gestelde schade verband houdt met het onrechtmatige besluit en aldus sprake is van een causaal verband.

Appellant was als uitzendkracht werkzaam als servicedesk medewerker en is op 19 december 2008 door ziekte uitgevallen. Per 27 februari 2009 eindigt zijn dienstverband van rechtswege en ontvangt hij een ZW-uitkering. UWV beëindigt de ZW-uitkering bij besluit van 14 mei 2009 per 18 mei 2009, maar in beroep vernietigt de rechtbank het betreffende besluit op bezwaar en draagt UWV op een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen. UWV geeft uitvoering aan deze uitspraak en besluit dat appellant van 18 mei 2009 tot 17 december 2010 recht had op een ZW-uitkering. UWV doet een nabetaling van de ZW-uitkering aan appellant, waarbij het ook de wettelijke rente betaalt en de belastingschade vergoedt. Vervolgens verzoekt appellant UWV hem een bedrag van € 18.500 toe te kennen ter vergoeding van materiële en immateriële schade ontstaan door het onrechtmatige besluit van 14 mei 2009. UWV wijst dit verzoek af. Het bezwaar en beroep van appellant hiertegen zijn ongegrond verklaard. Ter zitting in hoger beroep licht appellant toe dat zijn verzoek om schadevergoeding is gebaseerd op drie gronden. Hij stelt dat hij te laat is erkend in zijn ziektebeeld, dat hem de mogelijkheid om aan zijn herstel te werken is ontnomen en dat hij ondersteuning door UWV heeft gemist en daarom niet heeft kunnen re-integreren. UWV stelt dat geen sprake is van een aantoonbaar causaal verband tussen het onrechtmatige besluit van 14 mei 2009 en de door appellant gevorderde schade. Tevens is UWV van mening dat niet is gebleken van ernstige inbreuken op de persoonlijke levenssfeer of op andere persoonlijkheidsrechten van appellant.

De Centrale Raad van Beroep oordeelt als volgt. De rechtbank heeft terecht verwezen naar vaste rechtspraak van de Raad waarin is geoordeeld dat voor een veroordeling tot schadevergoeding is vereist dat de gestelde schade verband houdt met het onrechtmatige besluit en voorts dat alleen schadeposten voor vergoeding in aanmerking komen die in een zodanig verband staan met dat besluit dat zij het bestuursorgaan, mede gezien de aard van de aansprakelijkheid en van de schade, als een gevolg van dat besluit kunnen worden toegerekend (zie bijvoorbeeld CRvB 11 januari 2011, ECLI:NL:CRVB:2011:BP2317). Appellant heeft niet aannemelijk gemaakt dat sprake is van een causaal verband tussen het besluit van 14 mei 2009 en de door hem gestelde materiële en immateriële schade. Het hoger beroep slaagt niet.