Naar boven ↑

Rechtspraak

Wel procesbelang bij oordeel of appellante in aanmerking komt voor een no-riskpolis indien er geen sprake is van een nieuwe dienstbetrekking.

Appellante was sinds 1 maart 2010 in dienst bij de gemeente. Op 19 december 2011 meldt appellante zich ziek. Aan appellante is, nadat re-integratiepogingen niet succesvol waren gebleken, per 19 december 2014 ontslag verleend. Bij besluit van 6 december 2013 stelt UWV vast dat appellante geen recht heeft op een WIA-uitkering, omdat appellante minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Tevens bepaalt UWV dat appellante niet voldoet aan de voorwaarden voor de in artikel 29b, eerste lid, onder c, ZW bedoelde no-riskpolis. UWV verklaart het bezwaar van appellante ongegrond. De rechtbank verklaart het beroep van appellante niet-ontvankelijk op de grond dat zij geen procesbelang heeft bij rechterlijke toetsing van het standpunt van UWV dat zij niet in aanmerking komt voor de no-riskpolis. Daartoe overweegt de rechtbank dat appellante geen nieuwe dienstbetrekking heeft en het vinden van een nieuwe dienstbetrekking een toekomstige onzekere gebeurtenis is. Het toekennen van een no-riskpolis is bovendien niet mogelijk, omdat geen sprake is van een nieuwe dienstbetrekking en appellante met haar beroep daarom niet het resultaat kan bereiken dat zij voor ogen heeft. In hoger beroep voert appellante aan dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat artikel 29b, eerste lid, onder c, ZW alleen van toepassing is op de situatie waarin sprake is van een nieuwe dienstbetrekking. Volgens appellante is wel sprake van procesbelang.

De Centrale Raad van Beroep oordeelt als volgt. In vaste rechtspraak (zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Raad van 30 december 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:4919) is neergelegd dat sprake is van (voldoende) procesbelang indien het resultaat dat met het hoger beroep wordt nagestreefd ook daadwerkelijk bereikt kan worden en het realiseren van dat resultaat voor diegene die hoger beroep heeft ingesteld feitelijke betekenis kan hebben. Met de toepasselijkheid van de no-riskpolis wordt het aantrekkelijker voor een werkgever om aspirant-werknemers die minder dan 35% arbeidsongeschikt zijn, in dienst te nemen. Indien dit re-integratie-instrument op appellante van toepassing zou zijn, zou zij dus als sollicitante aantrekkelijker zijn voor potentiƫle werkgevers. Met een inhoudelijke beoordeling van het beroep zou appellante dit resultaat kunnen bereiken. Dit heeft voor haar ook feitelijke betekenis. Hieruit volgt dat appellante bij een besluit over toepasselijkheid van de no-riskpolis (voldoende) procesbelang heeft. De rechtbank heeft het beroep ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard.