Rechtspraak
Appellante komt in april 2012 in aanmerking voor een WW-uitkering, berekend naar een gemiddeld arbeidsurenverlies van 20,42 uur per week. Vanaf oktober 2012 verricht appellante werkzaamheden voor een wisselend aantal uren per week en vanaf november 2012 werkt appellante 20 uur per week. Op 10 december 2012 meldt appellante zich ziek. UWV betaalt appellante vanaf deze datum gedurende dertien weken een WW-uitkering door waarna per 11 maart 2013 aan appellante een ZW-uitkering wordt toegekend. Bij besluit van 13 mei 2014 (primair besluit 1) trekt UWV de ZW-uitkering in. Ten tijde van de ziekmelding kwam de WW-uitkering van appellante niet tot uitbetaling wegens korting van inkomsten waardoor appellante op dat moment niet verzekerd was voor de ZW. Bij besluit van 16 mei 2014 (primair besluit 2) vordert UWV de onverschuldigd uitbetaalde ZW-uitkering over de periode van 11 maart 2013 tot en met 11 mei 2014 tot een bedrag van € 11.905,28 bruto terug. Bij besluit van 19 mei 2014 (primair besluit 3) vordert UWV het onverschuldigd betaalde bedrag aan ZW-uitkering in. Het bezwaar en beroep tegen voornoemde besluiten zijn ongegrond verklaard.
De Centrale Raad van Beroep oordeelt als volgt. Anders dan de rechtbank heeft overwogen en in het bestreden besluit is gesteld is artikel 30a ZW niet van toepassing. Artikel 30a van de ZW betreft de herziening en intrekking van besluiten tot toekenning van ziekengeld. Appellante was ten tijde van de ziekmelding wegens haar dienstverband verzekerd voor de ZW en is door UWV per de datum van haar ziekmelding arbeidsongeschikt geacht. Dit betekent dat appellante per 11 maart 2013 recht heeft op ziekengeld en dat er geen grond is om het besluit tot toekenning van ziekengeld in te trekken. Echter, aangezien appellante vanaf 10 december 2012 loon tijdens ziekte heeft ontvangen, wordt ingevolge artikel 29 lid 1 aanhef en onder a ZW het ziekengeld niet uitgekeerd. Dit betekent dat appellante per 11 maart 2013 ingevolge voornoemd artikel wel recht heeft op ziekengeld, maar niet op uitbetaling daarvan. UWV heeft terecht besloten dat het over de periode 11 maart 2013 tot en met 11 mei 2014 uitgekeerde ziekengeld onverschuldigd is betaald, echter op grond van een onjuiste wettelijke grondslag. Dit gebrek wordt met toepassing van artikel 6:22 van de Awb gepasseerd, omdat appellante materieel niet is benadeeld. De aangevallen uitspraak wordt dan ook bevestigd met verbetering van de gronden.