Naar boven ↑

Rechtspraak

Niet-genoten vakantiedagen en openstaand vakantiegeld worden niet in aanmerking genomen voor de vaststelling van het dagloon. Volgens de tussen partijen gemaakte afspraken was de uitbetaling (nog) niet vorderbaar tijdens de referteperiode.

Appellante is werkzaam bij Werkgeefster als kwaliteitscoördinator. Het dienstverband eindigt bij vaststellingsovereenkomst per 1 september 2014. In de vaststellingsovereenkomst is bepaald dat werkgeefster per datum einde dienstverband een zogenoemde eindafrekening zal opstellen ter zake van uitbetaling van 12,7 niet-genoten vakantiedagen en openstaand vakantiegeld, waarvan het netto-equivalent uiterlijk 1 augustus 2014 betaalbaar wordt gesteld. UWV brengt appellante met ingang van 1 september 2014 in aanmerking voor een uitkering op grond van de Werkloosheidswet, berekend naar een dagloon van € 77,05. Het door appellante tegen dat besluit gemaakte bezwaar wordt door UWV ongegrond verklaard. UWV neemt het standpunt in dat de in augustus 2014 uitbetaalde niet-genoten vakantiedagen buiten beschouwing worden gelaten bij de vaststelling van het dagloon, aangezien in het refertejaar, dat liep van 1 augustus 2013 tot en met 31 juli 2014, geen sprake was van oninbaarheid van de vordering. UWV wijzigt dit standpunt in beroep. UWV meent dat de uitbetaling van de niet-opgenomen vakantiedagen en het vakantiegeld daarover gedurende de referteperiode niet vorderbaar was. De uitbetaling is pas per 2 augustus 2014 vorderbaar. Om die reden worden de niet-genoten vakantiedagen alsnog buiten beschouwing gelaten. Dit standpunt wordt door de rechtbank onderschreven.

De Centrale Raad van Beroep oordeelt als volgt. Het oordeel van de rechtbank dat de uitbetaling van niet-genoten vakantiedagen en nog openstaand vakantiegeld niet in de referteperiode vorderbaar is geworden, wordt onderschreven. Dit volgt uit wat appellante en werkgeefster op 30 juni 2014 zijn overeengekomen. In zoverre is daarom geen sprake van vorderbaar loon in de zin van artikel 4, tweede lid, van het Dagloonbesluit werknemersverzekeringen. De Raad verwijst naar zijn uitspraak van 8 juni 2016 (ECLI:NL:CRVB:2016:2134). Het voorgaande betekent dat het hoger beroep niet slaagt en dat de aangevallen uitspraak, voor zover aangevochten, voor bevestiging in aanmerking komt.