Rechtspraak
Appellant is woonachtig in Duitsland. Op 10 december 2015 doet appellant een aanvraag om een ‘Rente wegen voller Erwerbsminderung’, een Duitse arbeidsongeschiktheidsuitkering, welke wordt afgewezen. Het Duitse uitvoeringsorgaan stuurt de aanvraag van appellant door naar UWV. Bij besluit van 18 februari 2014 brengt UWV appellant niet in aanmerking voor een WIA-uitkering, omdat hij op de eerste arbeidsongeschiktheidsdag, te weten 10 december 2013, niet verzekerd was ingevolge de Wet WIA. Daarbij overweegt UWV tevens dat appellant geen aanspraak op een WIA-uitkering kan ontlenen aan Verordening (EG) nr. 883/2004 betreffende de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels (hierna: de Verordening), omdat hij niet aan de voorwaarden uit de Verordening voldoet. UWV verklaart het bezwaar van appellant ongegrond. De rechtbank verklaart het beroep van appellant eveneens ongegrond. In hoger beroep stelt appellant dat de eerste arbeidsongeschiktheidsdag eerder ligt dan 10 december 2013 en dat hij in elk geval vanaf 2008 arbeidsongeschikt is.
De Centrale Raad van Beroep oordeelt als volgt. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in een rapport van 10 juli 2014 geconcludeerd dat er geen medische gegevens aanwezig zijn op grond waarvan een eerdere arbeidsongeschiktheidsdag dan 10 december 2013 moet worden aangenomen. Zij heeft daarbij betrokken dat appellant vanaf 2008 niet onder curatieve behandeling is geweest en op 9 december 2013 voor het eerst bij zijn huisarts is geweest, die hem heeft doorverwezen naar specialisten in verband met een slecht ingestelde diabetes mellitis en schouder- en armklachten. Er is geen aanleiding om aan deze conclusie te twijfelen.
Naar nationaal recht heeft appellant geen aanspraak op een WIA-uitkering, omdat hij op 10 december 2013 niet verzekerd was voor de Wet WIA. Appellant zou onder de werking van de Verordening in aanmerking kunnen worden gebracht voor een uitkering op grond van de Wet WIA. Uit de opgave van het Duitse uitvoeringsorgaan van 27 januari 2014 blijkt echter dat appellant van 1 maart 2012 tot en met 31 december 2013 – en dus ook op 10 december 2013 – Arbeitslosengeld II ontving. Op grond van het ontvangen van dat Arbeitslosengeld II was appellant niet verzekerd voor ‘alle Rentenarten’. Wel vervulde hij op dat moment zogenoemde gelijkgestelde tijdvakken, maar volgens de toelichting bij het betreffende formulier zijn die gelijkgestelde tijdvakken alleen relevant voor de aanspraak op ‘vorzeitige Altersrenten für Langzeitversicherte’. Dat appellant op basis daarvan verzekerd was tegen het risico van arbeidsongeschiktheid is niet gebleken.
Uit artikel 51 lid 3 van de Verordening volgt daarom dat appellant niet voldoet aan de voorwaarden om in aanmerking te worden gebracht voor een arbeidsongeschiktheidsuitkering. Appellant heeft verder geen gegevens aangedragen waaruit volgt dat hij om andere redenen aanspraak heeft op een WIA-uitkering. UWV heeft daarom terecht de WIA-uitkering ontzegd. Het hoger beroep slaagt niet en de aangevallen uitspraak wordt bevestigd.