Naar boven ↑

Rechtspraak

Er is geen sprake van onbetaald verlof in de arbeidsovereenkomst met uitzendbeding in fase A, die bij de vaststelling van de referteperiode niet in aanmerking moet worden genomen.

Appellante heeft op basis van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd van 17 november 2014 tot 17 mei 2015 gewerkt bij werkgever, een uitzendorganisatie. Op 12 juni 2015 vraagt appellante bij UWV een WW-uitkering aan. Bij besluit van 8 juli 2015 heeft UWV appellante met ingang van 23 juni 2015 in aanmerking gebracht voor WW. Bij de vaststelling daarvan is UWV uitgegaan van een gemiddeld aantal arbeidsuren (GAA) van 28 uur per week en daarmee samenhangend een arbeidsurenverlies van 28 uur per week. Appellante stelt in bezwaar dat zij, behoudens een vakantie van drie weken in de periode van 2 tot en met 22 februari 2015, 32 uur per week heeft gewerkt bij de uitzendorganisatie. Haar vakantie betrof onbetaald verlof omdat zij nog onvoldoende vakantie uren had opgebouwd. UWV houdt in bezwaar vast aan het GAA van 28 uur per week, gebaseerd op de periode van 29 december 2014 tot en met 21 juni 2015. In beroep oordeelt de rechtbank dat het GAA terecht door UWV op 28 uur per week is vastgesteld. Op grond van artikel 16 lid 2 WW is de referteperiode juist vastgesteld door uit te gaan van 26 kalenderweken voorafgaand aan de kalenderweek waarin appellante ontslag kreeg. Er is geen sprake van weken wegens het genieten van onbetaald verlof die bij vaststelling van de referteperiode niet in aanmerking moeten worden genomen. Appellante was werkzaam in fase A, hetgeen betekent dat de uitzendorganisatie alleen loon verschuldigd is over feitelijk gewerkte uren. In een dergelijke hoedanigheid bestaat geen recht op onbetaald verlof, als bedoeld in artikel 1, lid 1 onder g van de WW, aldus de rechtbank.

De Centrale Raad van Beroep oordeelt als volgt. Niet in geschil is dat appellante werkzaam was als uitzendkracht met een arbeidsovereenkomst met uitzendbeding in fase A. De rechtbank heeft met juistheid overwogen dat de uitzendorganisatie in die periode alleen loon is verschuldigd over feitelijk gewerkte uren. Zoals de Raad eerder heeft overwogen (uitspraak van 18 augustus 2010, ECLI:NL:CRVB:2010:BN4424) brengt dit met zich mee dat van onbetaald verlof geen sprake is. Het hoger beroep slaagt niet.