Rechtspraak
Appellant is met ingang van 1 mei 2013 werkloos geworden en ontvangt vanaf die datum een WW-uitkering. Op 14 augustus 2013 heeft appellant met een werkcoach van UWV een evaluatiegesprek over zijn werkloosheid. In dat gesprek vertelt appellant dat hij een pand heeft gehuurd, auto's heeft gekocht, auto's heeft gedemonteerd en auto-onderdelen te koop heeft aangeboden op marktplaats.nl. De werkcoach deelt mee hiervan melding te maken bij de afdeling handhaving van UWV en dit leidt tot een onderzoek waarvan op 30 december 2013 een rapport is opgemaakt. Bij besluit van 7 februari 2014 bepaalt UWV dat de WW-uitkering vanaf 1 mei 2013 wordt ingetrokken en dat de aan appellant onverschuldigd betaalde uitkering tot een bedrag van € 6.095,73 wordt teruggevorderd. Daaraan ligt het standpunt ten grondslag dat appellant niet aan de inlichtingenverplichting heeft voldaan omdat hij werkzaamheden heeft verricht als zelfstandige zonder deze met opgave van de gewerkte uren te melden aan UWV. Voorts legt UWV appellant een boete op van € 2.620 wegens schending van de inlichtingenplicht. Het tegen deze besluiten gemaakte bezwaar verklaart UWV ongegrond (bestreden besluit 1). Bij nader besluit van 15 januari 2015 verlaagt UWV de boete naar € 1.750 (bestreden besluit 2). De rechtbank verklaart het beroep tegen de hoogte van de boete in bestreden besluit 1 niet-ontvankelijk. De rechtbank verklaart het beroep tegen bestreden besluit 2 gegrond en legt een boete op van € 880. Het beroep voor zover gericht tegen de herziening en de terugvordering in bestreden besluit 1 verklaart de rechtbank ongegrond.
De Centrale Raad van Beroep oordeelt ten aanzien van de intrekking en terugvordering als volgt. Partijen worden verdeeld gehouden over de vraag of appellant vanaf 1 mei 2013 werkzaamheden heeft verricht in het kader van zijn hobby of als zelfstandige. Volgens vaste rechtspraak (zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Raad van 18 maart 2010, ECLI:NL:CRVB:2010:BL9083) wordt onder werkzaamheden uit hoofde waarvan een werknemer zijn hoedanigheid als werknemer verliest, verstaan arbeid die in het economisch verkeer wordt verricht en waarbij het verkrijgen van enig geldelijk voordeel wordt beoogd. Appellant heeft vanaf 15 april 2013 een loods gehuurd tegen een bedrag van € 500 per maand, hij heeft drie auto's en brommers gekocht ter waarde van € 900 en hij heeft 140 advertenties voor auto-onderdelen op marktplaats.nl geplaatst. Het gaat hier van meet af aan om werkzaamheden als zelfstandige nu deze in het economisch verkeer worden verricht en daarmee geldelijk voordeel wordt beoogd en ook redelijkerwijs kan worden verwacht. Dat de werkzaamheden voortkomen uit een hobby laat onverlet dat het werkzaamheden betreft waarmee geldelijk voordeel wordt beoogd. Appellant heeft zich naar buiten gepresenteerd als zelfstandige door het aanbieden van auto-onderdelen via internet en er is geen sprake van een eenmalige of toevallig opdracht. Appellant heeft, door UWV niet onmiddellijk mededeling te doen van zijn werkzaamheden als zelfstandige, zijn inlichtingenverplichting geschonden. Daarom was UWV gehouden de WW-uitkering van appellant in te trekken en terug te vorderen. Ten aanzien van de boete oordeelt de Raad als volgt. Door niet tijdig aan UWV zijn werkzaamheden als zelfstandige te melden heeft appellant zijn inlichtingenplicht geschonden. Het had appellant redelijkerwijs duidelijk moeten zijn dat zijn werkzaamheden als zelfstandige van invloed kunnen zijn op zijn recht op uitkering. Hiervan kan appellant een verwijt worden gemaakt. Appellant heeft zijn werkzaamheden als zelfstandige alsnog, na ongeveer vier maanden, aan UWV gemeld. Dit betreft een melding van werkzaamheden binnen een jaar. In dat geval moet de boete in beginsel worden vastgesteld op 10% van het benadelingsbedrag. UWV heeft zich daarom op het standpunt gesteld dat een boete opgelegd dient te worden ter hoogte van € 348,35. De in dit geding aan de Raad gebleken verwijtbaarheid van appellant, de omstandigheden waaronder hij de overtreding heeft begaan en zijn persoonlijke omstandigheden geven geen aanleiding van een ander bedrag dan € 348,35 uit te gaan. Deze boete is hier passend en geboden. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd voor zover deze ziet op de hoogte van de boete. Er zal een boete worden opgelegd van € 348,35.