Naar boven ↑

Rechtspraak

Toetsing van de beoordeling van verzekeringsarts van UWV in het licht van het arrest Korosec levert geen onregelmatigheden op.

Op 25 april 2011 valt appellant, terwijl hij een WW-uitkering ontvangt, uit wegens locomotore en psychische klachten. De verzekeringsarts komt, na afloop van de wachttijd, tot de conclusie dat appellant als gevolg van zijn klachten beperkingen heeft voor het verrichten van arbeid. Deze beperkingen heeft hij weergegeven in een Functionele Mogelijkhedenlijst (FML). UWV stelt bij besluit van 18 maart 2013 vast dat appellant met ingang van 22 april 2013 recht heeft op een loongerelateerde WGA-uitkering. Appellant maakt tegen dit besluit bezwaar. UWV verklaart vervolgens het bezwaar bij besluit van 30 september 2013 (bestreden besluit) ongegrond. In beroep stelt appellant dat hij als gevolg van zijn klachten niet in staat is te werken in het reguliere arbeidsproces. Ter ondersteuning van zijn standpunt heeft hij, onder meer, een indicatiebesluit van het Centrum indicatiestelling zorg (CIZ), uitgebracht in het kader van de Algemene wet bijzondere ziektekosten (AWBZ), overgelegd. Volgens hem zijn er voor hem geen andere participatiemogelijkheden dan dagbesteding. Deze dagbesteding is door het CIZ geïndiceerd bij het indicatiebesluit. Ten aanzien van dit indicatiebesluit oordeelt de rechter dat (1) de verzekeringsarts daarmee rekening heeft gehouden, maar dat (2) een dergelijke indicatie op zich niet relevant is voor een beoordeling in het kader van de Wet WIA. De rechtbank verklaart het beroep van appellant ongegrond. Appellant stelt hoger beroep in. Appellant heeft ter zitting verzocht een medisch deskundige in te schakelen. Daarbij beroept hij zich, onder verwijzing naar het arrest Korošec, op artikel 6 EVRM. Hij wijst er daarbij op niet te beschikken over de financiële middelen om zelf een deskundige in te schakelen.

De Centrale Raad van Beroep oordeelt als volgt. In zijn uitspraak van 30 juni 2017 (ECLI:NL:CRVB:2017:2226) heeft de Raad uitgangspunten uiteengezet voor de toetsing door de bestuursrechter van de beoordeling door verzekeringsartsen. Het beroep van appellant op het arrest Korošec vormt voor de Raad aanleiding te oordelen over de in die uitspraak onderscheiden stappen. Stap 1: zorgvuldigheid van de besluitvorming. De verzekeringsarts heeft een zorgvuldig onderzoek verricht naar de psychische klachten van appellant. Hij heeft appellant gezien en heeft beschikking gehad over informatie uit de behandelend sector. Voor wat betreft de zorgvuldigheid wordt tevens in overweging genomen dat de verzekeringsarts in zijn rapporten heeft gereageerd op de door appellant naar voren gebrachte gronden. Stap 2: equality of arms. Appellant wordt niet gevolgd in zijn standpunt dat sprake zou zijn van een oneerlijk proces en strijd met artikel 6 EVRM, omdat het hem aan financiële middelen zou ontbreken om zelf een advies van een deskundige in te brengen. Appellant heeft in de procedure stukken in kunnen brengen en de door zijn psychiater vastgestelde diagnose is voor de beoordeling van de arbeidsmogelijkheden uitgangspunt geweest. Daargelaten dat appellant het gestelde financiële onvermogen niet heeft onderbouwd, geldt dat uit het arrest Korošec niet volgt dat de rechter in casu gehouden is een medisch deskundige te benoemen. Kenmerkend voor deze situatie is dat appellant informatie heeft ingebracht van zijn behandelend arts en de verzekeringsarts die informatie inzichtelijk heeft weergegeven en beoordeeld, zodat deze beoordeling door de bestuursrechter kan worden getoetst. Stap 3: inhoudelijke beoordeling. Gezien de aard van de locomotore klachten dienen de werkzaamheden van appellant fysiek niet al te zwaar te zijn en gezien de aard van de psychische klachten acht de verzekeringsarts een urenbeperking van toepassing. Het oordeel van de rechtbank dat de beperkingen van appellant niet zijn onderschat, is juist. De overwegingen van de rechtbank over het indicatiebesluit worden geheel onderschreven. Bij het afgeven van een dergelijk indicatiebesluit worden andere criteria gehanteerd dan bij een WIA-beoordeling. Het bestreden besluit berust op een deugdelijke medische grondslag. Het oordeel van de rechtbank dat uitgaande van de voor appellant vastgestelde belastbaarheid de geschiktheid van de functies in voldoende mate is aangetoond, wordt eveneens onderschreven. De aangevallen uitspraak wordt bevestigd.