Appellant vraagt op 19 november 2015 een WW-uitkering aan. Bij besluit van 23 november 2015 weigert UWV de door appellant gevraagde WW-uitkering. UWV stelt zich daarbij op het standpunt dat uit de polisadministratie blijkt dat appellant directeur-grootaandeelhouder (dga) was van de bv waar hij werkzaam was en dat hij aldus niet verzekerd is voor de WW. Omdat appellant als ondernemer zelf deze gegevens aan de Belastingdienst heeft doorgegeven, heeft UWV geen reden om te twijfelen aan de juistheid van die gegevens. De arbeidsverhouding van appellant als dga wordt op grond van artikel 6 lid 1 sub d WW niet als dienstbetrekking aangemerkt, zodat appellant niet in aanmerking komt voor een WW-uitkering. Het bezwaar en beroep tegen dit besluit zijn beide ongegrond verklaard.

De Centrale Raad van Beroep oordeelt als volgt. Op grond van artikel 3 lid 1 WW is de werknemer de natuurlijke persoon, jonger dan de pensioengerechtigde leeftijd, in een privaatrechtelijke of publiekrechtelijke dienstbetrekking. Op grond van artikel 6 lid 1 sub d WW wordt niet als dienstbetrekking beschouwd de arbeidsverhouding van een persoon die directeur-grootaandeelhouder is. Op grond van artikel 2 lid 1 sub a van de Regeling aanwijzing directeur-grootaandeelhouder wordt onder grootaandeelhouder verstaan de bestuurder die, al dan niet tezamen met zijn echtgenoot, houder is van aandelen die ten minste de helft van de stemmen in de algemene vergadering van de vennootschap vertegenwoordigen. De conclusie en de overwegingen hieromtrent van de rechtbank worden onderschreven. Daaraan wordt toegevoegd dat appellant met de enkele stelling dat hij in loondienst was van de bv niet heeft onderbouwd dat hij geen dga van deze onderneming was. UWV is terecht uitgegaan van de polisadministratie, waaruit blijkt dat appellant dga van de bv was en niet verzekerd was voor de WW. Het hoger beroep faalt.