Naar boven ↑

Rechtspraak

WW-uitkering terecht geweigerd: niet voldaan aan referte-eis artikel 17 WW of artikel 17a WW.

Appellant is sinds oktober 2007 bij werkgever in dienst. In juni 2014 gaat werkgever akkoord met door appellant aangevraagd bijzonder verlof tot en met 30 juli 2014, in verband met een vakantie in Afghanistan. Omdat appellant op 31 juli 2014 zijn werkzaamheden niet hervat en zich niet tijdig ziekmeldt, schort werkgever de salarisbetaling met ingang van 8 augustus 2014 op. Het dienstverband wordt per 12 januari 2015 met toestemming van UWV beëindigd. Op 19 november 2015 vraagt appellant een WW-uitkering aan. UWV weigert de WW-uitkering omdat appellant niet voldoet aan de in artikel 17 WW opgenomen referte-eis/wekeneis. Het bezwaar en beroep tegen dit besluit zijn ongegrond verklaard.

De Centrale Raad van Beroep oordeelt als volgt. De in dit geval in aanmerking te nemen referteperiode loopt van 2 maart 2015 tot en met 8 november 2015. Niet in geschil is dat appellant in de periode van juli 2014 tot november 2015 niet heeft gewerkt. Tussen partijen is in geschil of appellant in deze periode als gevolg van ziekte geen arbeid heeft kunnen verrichten, in welk geval in verband hiermee voorverlenging van de referteperiode moet plaatsvinden ex artikel 17a WW. Volgens vaste rechtspraak van de Raad moet artikel 17a lid 1 WW restrictief worden uitgelegd. Deze restrictieve uitleg brengt met zich dat slechts sprake kan zijn van voorverlenging van de referteperiode, indien zich een van de in artikel 17a lid 1 WW omschreven situaties voordoet én uitsluitend die situatie er de oorzaak van is dat de betrokken werknemer niet heeft gewerkt. De Raad is met de rechtbank van oordeel dat appellant niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij in de bedoelde periode wegens ziekte geen werkzaamheden heeft kunnen verrichten. In dat verband speelt onder meer een rol dat de informatie die in de door appellant overgelegde stukken is opgenomen, niet eenduidig is en op onderdelen innerlijk tegenstrijdig is. Het oordeel van de rechtbank dat geen sprake kan zijn van een voorverlenging van de referteperiode wordt derhalve onderschreven. Het hoger beroep faalt.