Naar boven ↑

Rechtspraak

WW- en ZW-uitkering terecht ingetrokken en teruggevorderd. Onderzoek uitkeringsfraude. Geen privaatrechtelijke dienstbetrekking. Geen dringende redenen om van terugvordering af te zien.

Appellant vraagt op 30 december 2013 een WW-uitkering aan en vermeldt daarbij dat hij laatstelijk vanaf 1 juli 2013 werkzaam is geweest in dienst van een bv en datdit dienstverband per 1 januari 2014 eindigt. De WW-uitkering wordt met ingang van 1 januari 2014 toegekend, en per 1 april 2014 beƫindigd wegens het bereiken van de maximale uitkeringsduur. Per 5 maart 2014 meldt appellant zich ziek, waarop hij per 1 april 2014 in aanmerking wordt gebracht voor een ZW-uitkering. Op 3 juni 2014 wordt de bv waar werknemer in dienst stelde te zijn in staat van faillissement verklaard. Bij besluit van 19 februari 2015 schorst UWV de betaling van de ZW-uitkering in verband met een onderzoek naar de rechtmatigheid van de aan appellant betaalde WW- en ZW-uitkering. Naar aanleiding van dit onderzoek trekt UWV de WW- en ZW-uitkering in, en vordert UWV de reeds betaalde uitkeringen terug, nu volgens UWV sprake was van een gefingeerd dienstverband, zodat appellant niet verzekerd was voor de WW en ZW.

De Centrale Raad van Beroep oordeelt als volgt. De Raad is met de rechtbank van oordeel dat geen sprake was van een privaatrechtelijke dienstbetrekking, zodat appellant niet verzekerd was voor de WW en ZW.

Zo heeft de vermeend werkgever van appellant over de jaren 2013 en 2014 geen aangifte omzetbelasting bij de Belastingdienst gedaan. Met terugwerkende kracht zijn er werknemers, onder wie appellant, bij de Belastingdienst aangemeld, maar voor geen van hen is er loonheffing afgedragen. Verder is de Raad van oordeel dat voldoende is gebleken dat de overgelegde salarisstroken valselijk zijn opgemaakt. Ook voor het overige heeft appellant onvoldoende kunnen onderbouwen, aan de hand van objectieve en verifieerbare gegevens, dat sprake was van een privaatrechtelijk dienstverband. Het hoger beroep faalt.