Rechtspraak
Betrokkene, bekend met ADD, heeft met ingang van 10 oktober 2017 recht op ziekengeld ingevolge de Ziektewet (ZW) wegens depressieve klachten. Betrokkene verricht daarnaast werkzaamheden. UWV brengt bij besluit van 16 april 2018 een gedeelte van de inkomsten uit arbeid van betrokkene over de periode van 9 oktober 2017 tot en met 28 januari 2018 in mindering op het ziekengeld van betrokkene en vordert een bedrag van € 3.165,35 terug. Het besluit kondigt aan dat betrokkene nog een brief zou krijgen, waarin wordt vermeld hoe hij kan terugbetalen. Vervolgens ontvangt betrokkene per post en digitaal betaalspecificaties met gegevens over verrekening en diverse besluiten met als onderwerp: (terug)vordering en korting ZW-uitkering. Zo verzoekt UWV betrokkene bij besluit van 14 mei 2018, onder verwijzing naar een brief van 7 mei 2018, een bedrag van € 327,16 binnen zes weken terug te betalen. Daarbij vermeldt UWV dat betrokkene over het jaar 2018 € 327,16 moet terugbetalen en dat hij over vorig jaar of eerder € 0 moet terugbetalen. Op 30 mei 2018 stuurt UWV betrokkene, onder verwijzing naar het besluit van 16 april 2018, een betalingsherinnering, waarbij is gemeld dat betrokkene € 3.165,35 moet terugbetalen en dat hij van dat bedrag nog moet betalen ‘€ 3.165. 35 - € 3.094,95’. Hierop dient betrokkene alsnog een bezwaarschrift in tegen het besluit van 16 april 2018, welk bezwaarschrift op 5 juni 2018 door UWV is ontvangen. Het bezwaar wordt niet-ontvankelijk verklaard, op de grond dat het bezwaarschrift te laat is ingediend. In beroep heeft betrokkene aangevoerd dat er omstandigheden zijn die de termijnoverschrijding rechtvaardigen. De rechtbank stelt betrokkene in het gelijk.
De Raad oordeelt als volgt. Het bezwaarschrift tegen het besluit van 16 april 2018 is na afloop van de wettelijke bezwaartermijn ingediend. Ingevolge artikel 6:11 van de Awb blijft ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend bezwaar- of beroepschrift niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest. De rechtbank heeft terecht vastgesteld dat de brieven die betrokkene heeft ontvangen over de herziening en terugvordering van ziekengeld over verschillende, opvolgende perioden niet uitblinken in duidelijkheid. Aannemelijk is dat UWV met de achtereenvolgende brieven en besluiten voor verwarring bij betrokkene heeft gezorgd, die maakt dat de termijnoverschrijding verschoonbaar is. Daarvoor is niet bepalend of door UWV een afdwingbare toezegging is gedaan dat afgezien zou worden van de terugvordering die is vermeld in het besluit van 16 april 2016. Gelet op het geschetste specifieke samenstel van feiten en omstandigheden in dit geval, is het te laat indienen van het bezwaarschrift geen verzuim dat voor rekening en risico van betrokkene moet blijven. UWV moet een nieuwe beslissing op bezwaar nemen.