Naar boven ↑

Rechtspraak

Niet voldaan aan referte-eis: weigering WW-uitkering.

Appellante en werkgever beëindigen de tussen hen bestaande arbeidsovereenkomst met wederzijds goedvinden, per 16 december 2016, door middel van een vaststellingsovereenkomst. Op 22 december 2016 vraagt appellante een WW-uitkering aan. Bij besluit van 31 maart 2017 stelt UWV vast dat appellante per 1 maart 2017 recht heeft op een WW-uitkering, maar dat deze uitkering niet wordt uitbetaald omdat appellante verwijtbaar werkloos is geworden. Het bezwaar en beroep tegen dit besluit zijn beide ongegrond verklaard. In beroep komt de rechtbank in dat verband tot het oordeel dat appellante niet aan de referte-eis heeft voldaan, nu appellante niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij in de referteperiode niet heeft gewerkt omdat zij ziek was door een arbeidsconflict. Naar het oordeel van de rechtbank heeft appellante ook niet aannemelijk gemaakt dat zij in de referteperiode onbetaald verlof heeft genoten. De rechtbank komt tot de slotsom dat UWV terecht heeft geweigerd aan appellante een WW-uitkering toe te kennen.

De Centrale Raad van Beroep oordeelt als volgt. Op grond van artikel 17 lid 1 WW ontstaat een recht op uitkering voor de werknemer indien hij in 36 kalenderweken onmiddellijk voorafgaand aan de eerste dag van werkloosheid in ten minste 26 kalenderweken ten minste één arbeidsuur per kalenderweek heeft verricht. In artikel 17a lid 1 WW is onder meer bepaald dat voor de vaststelling van het in artikel 17 bedoelde aantal van 36 kalenderweken niet in aanmerking worden genomen kalenderweken gedurende welke de werknemer wegens ziekte of arbeidsongeschiktheid geen arbeid kon verrichten, en kalenderweken waarin de werknemer wegens het genieten van onbetaald verlof geen arbeid heeft verricht, tot een maximum van 78 weken. Het standpunt van appellante dat zij wél voldoet aan de referte-eis, gelet op de door haar gestelde gang van zaken en het gestelde onzorgvuldig handelen van haar werkgeefster bij het sluiten van de vaststellingsovereenkomst, slaagt niet. Dit gaat niet om een situatie die valt onder (een van) de in artikel 17a, eerste lid, van de WW, vermelde – en strikt uit te leggen – uitzonderingssituaties. Het hoger beroep faalt.