Rechtspraak
Werknemer is bij Krehalon in dienst getreden in de functie van assistent voorman extrusie tegen een loon van € 2.537,- bruto per maand, te verhogen met een vaste ploegentoeslag van 28%. Werknemer is bij wijze van disciplinaire maatregel uit zijn functie van assistent voorman extrusie ontheven en geplaatst in de (lagere) functie van allround operator, welke maatregel werd vergezeld met een salarisafbouw in twee fasen van elk één jaar. Als grond voor deze maatregel heeft Krehalon aangevoerd dat eiser in de onderneming tegenover diverse collega's kenbaar heeft gemaakt dat hij weet wie de dader is van de vernieling van de deur van de “rookruimte” in het bedrijf in december 2004, en dat hij die naam desgevraagd niet aan de directie van gedaagde heeft willen prijsgeven. Werknemer vordert wedertewerkstelling in oude functie en betaling van loon conform die functie.
De kantonrechter oordeelt als volgt. Krehalon heeft werknemer na een dienstverband van ongeveer 22 jaar teruggeplaatst vanuit een leidinggevende functie naar een niet-leidinggevende functie. Die maatregel is gepaard gegaan met de bijbehorende substantiële vermindering van het salaris. Dat is een ingrijpende maatregel die slechts gerechtvaardigd kan zijn wanneer sprake is van zwaarwegende gronden. Krehalon verwijt werknemer dat hij, terwijl hij tegen diverse collega's zou hebben verklaard te weten wie de dader is van de vernieling van de deur naar de rookruimte in december 2004, weigert de identiteit van die dader bekend te maken. Om die reden heeft zij, zo luidt haar betoog, in werknemer het vertrouwen verloren dat zij in al haar leidinggevenden moet kunnen stellen. Door aldus te handelen gaat Krehalon ervan uit dat werknemer ook werkelijk weet wie de dader van de bewuste vernieling is, terwijl zij in deze procedure zelf heeft aangevoerd dat zij er op grond van informatie van collega's van werknemer van uitgaat dat werknemer slechts tegen hen gezegd heeft over die wetenschap te beschikken. Met werknemer is de kantonrechter van oordeel dat er een verschil bestaat tussen het tegenover collega's verklaren over een bepaalde wetenschap te beschikken en het daarover ook daadwerkelijk beschikken. Pas als zou komen vast te staan dat eiser de identiteit van de dader van de vernieling in kwestie zou kennen en dat hij die informatie niet aan de directie van gedaagde wil verstrekken, kan gesproken worden van een situatie waarin wellicht de terugplaatsing in functie als passende maatregel zou kunnen worden aangemerkt. Dat is echter niet gesteld, zodat daaromtrent ook geen bewijs kan worden opgedragen. Van zwaarwegende gronden is dan ook niet gebleken.
Vordering van werknemer wordt (in aangepaste vorm) toegewezen.