Naar boven ↑

Rechtspraak

Triple P heeft aan de CWI toestemming gevraagd om de arbeidsovereenkomst met werknemer wegens bedrijfseconomische redenen op te zeggen. Tijdens de CWI-procedure heeft Triple P werknemer een ander functie aangeboden. Nadat werknemer aanvankelijk (twee maal) de functie van Customer Service Engineer op de afdeling Packerd Bell, welke functie hij zelf als niet passend beschouwde, had geweigerd, heeft Triple P bij repliek in de zogenoemde CWI-procedure op 22 december 2004 laten weten dat werknemer die functie nog steeds kon aanvaarden. Bij brief van 4 januari 2005 heeft de gemachtigde van werknemer aan Triple P laten weten dat werknemer alsnog overwoog de functie te aanvaarden doch om nadere informatie verzocht. Gesteld noch gebleken is dat Triple P op die brief heeft gereageerd. Vervolgens heeft werknemer zelf op 26 januari 2005 aan Triple P schriftelijk bericht dat hij de functie alsnog wenste te aanvaarden onder de voorwaarde dat de procedure bij het CWI en de procedure ingevolge art. 7: 670a BW ingetrokken zouden worden. Op 28 januari 2005 heeft het CWI de door Triple P gevraagde toestemming verleend. Volgens werknemer is deze opzegging kennelijk onredelijk want in strijd met het goed werkgeverschap en dat werknemer niet gebonden is aan het Sociaal Statuut.

Het hof oordeelt als volgt. Gelet op het aanbod van Triple P bij repliek in de CWI-procedure, lag het, uit hoofde van goed werkgeverschap, op de weg van Triple P te reageren op de reacties en aanvaarding van werknemer. Zeker na de brief van 26 januari 2005 heeft Triple P niet zonder nader overleg over de door werknemer (onder voorwaarden) aanvaarde functie mogen overgaan tot opzegging van de arbeidsovereenkomst met gebruikmaking van de door het CWI verleende vergunning, zeker niet nu de door werknemer gestelde voorwaarden, te weten dat Triple P de procedures bij het CWI en bij de kantonrechter ingevolge art. 7:670a BW zou intrekken, in het licht van de aanvaarding van de aangeboden functie toch niet als bezwaarlijke voorwaarden konden worden aangemerkt. Door onder deze omstandigheden de arbeidsovereenkomst met werknemer toch met gebruikmaking van de verleende toestemming op te zeggen heeft Triple P gehandeld in strijd met hetgeen van een goed werkgever mag worden verwacht en heeft Triple P op onjuiste gronden gebruik gemaakt van de afgegeven vergunning. Het ontslag is om die reden kennelijk onredelijk.

Ten aanzien van het Sociaal Statuut oordeelt het hof als volgt. Gebleken is dat het Statuut niet in overeenstemming met de vakbonden of OR tot stand is gekomen. Gelet op alle omstandigheden van het geval, waaronder de met stukken onderbouwde slechte financiële situatie van Triple P ten tijde van de opzegging van de arbeidsovereenkomst en de wijze waarop in het Sociaal Statuut bij de toe te kennen aanvullingen rekening is gehouden met de leeftijd en de lengte van het dienstverband van de verschillende werknemers, is het hof echter van oordeel dat het ontslag niet kennelijk onredelijk is op de in artikel 7:681 lid 2 en onder b BW bedoelde grond. De vergoeding waarop werknemer op grond van het Sociaal Statuut aanspraak kan maken mede in aanmerking nemende, zal het hof, gelet op alle omstandigheden van het geval, in het bijzonder de slechte financiële positie van Triple P en de omstandigheid dat ook de functie van Customer Service Engineer op de afdeling Packerd Bell al enige maanden na de aanvaarding daarvan door werknemer zou zijn komen te vervallen, de schadevergoeding bepalen op een bedrag van € 12.500 bruto.