Rechtspraak
Werknemer is als 1e medewerker technische dienst bij werkgever in dienst geweest vanaf 1 mei 2004 tot 1 mei 2005. Op 29 maart 2005 is werknemer in de uitoefening van zijn werkzaamheden betrokken geraakt bij een ongeval. Toen werknemer in de werkhal van gedaagde 2 een aan werkgever toebehorende heftruck aan het repareren was, is een zijlader van gedaagde 2, bestuurd door gedaagde 1 (werknemer van gedaagde 2), achteruit de hal binnengereden en vervolgens tegen de stilstaande heftruck gereden, waardoor werknemer, die aan de achterkant van de heftruck met de reparatie doende was, bekneld raakte tussen beide voertuigen en gewond raakte. Tengevolge daarvan heeft hij ernstig letsel opgelopen aan zijn rechter knie en linker hand en heeft hij schade geleden. De arbeidsinspectie heeft naar aanleiding van het ongeval een boete opgelegd. De verzekeraar van werkgever vordert schadevergoeding van gedaagde 2 ter hoogte van het bedrag waarvoor werkgever aansprakelijk wordt gesteld. Aan haar vordering is door de verzekeraar ten grondslag gelegd dat, als zij dekking dient te verlenen aan werkgever en zij zodoende dient op te komen voor de eventuele aansprakelijkheid van werkgever, verzekeraar door middel van subrogatie treedt in de rechten van werkgever (7:962 BW). Nu ook gedaagde 2 ex artikel 6:170 BW aansprakelijk is voor het ongeval en haar bijdrage daaraan vele malen groter is dan de bijdrage van werkgever daaraan, dient in de onderlinge verhouding tussen werkgever en gedaagde 2 als hoofdelijk aansprakelijke personen gedaagde 2 voor de gehele, althans een groot deel van de schade van werknemer op te komen.
De kantonrechter oordeelt als volgt. Het betoog van gedaagde 2 dat zij niet aansprakelijk is ex artikel 6:170 BW, omdat van toerekenbaar onrechtmatig handelen van haar werknemer jegens werknemer van werkgever geen sprake is geweest, gaat naar het oordeel van de kantonrechter niet op. Voor de motivering van dit oordeel verwijst de kantonrechter kortheidshalve naar het gewezen vonnis AR 2009-242, waarin de kantonrechter heeft geoordeeld dat werknemer van gedaagde 2 toerekenbaar onrechtmatig heeft gehandeld. De in de onderhavige procedure door gedaagde 2 naar voren gebrachte argumenten waarom van toerekenbaar onrechtmatig handelen door werknemer geen sprake is geweest zijn nagenoeg gelijkluidend aan de door hen in voormelde procedure tegen werknemer aangevoerde argumenten en geven de kantonrechter geen aanleiding om in deze zaak tot een andersluidend oordeel over het onrechtmatige karakter van de handelwijze van werknemer van gedaagde 2 te komen. De door werknemer geleden schade is het gevolg van zowel aan werkgever als aan gedaagde 2 toe te rekenen omstandigheden. Werkgever is toerekenbaar tekort geschoten in haar zorgplicht. Zij heeft onvoldoende maatregelen genomen ter voorkoming van een ongeval zoals werknemer is overkomen. Had zij wel de maatregelen genomen, die redelijkerwijze van haar verwacht mochten worden, dan had het ongeval, naar de kantonrechter aanneemt, niet plaatsgevonden. Daarnaast hebben ook de aan werknemer van gedaagde 2 toe te rekenen onvoorzichtigheid en oplettendheid bijgedragen tot het ontstaan van de schade. Naar het oordeel van de kantonrechter kan niet kan worden gezegd dat de aan de een toe te re rekenen omstandigheden in meer of mindere mate hebben bijgedragen aan de schade dan de aan ander toe te rekenen omstandigheden. De verdeling van de schade wordt derhalve op 50% gesteld.